Bron: Foto RCE
|
|
DETAILS |BESCHRIJVING|WAPENS|BIJZONDERHEDEN|GESCHIEDENIS|PERSONEN|REAGEER
huidige plaats | | in de zuidelijke binnenzijbeuk van het koor, de tweede travee vanaf het transept, ten zuiden van de derde koorpijler locatie in 1821 volgens Martini (zie plattegrond) | maten | | 129 x 253 cm | steensoort | | maaskalksteen | inscripties | | klik op de afbeelding om deze te vergroten.De zerk is wat glad geworden en enkele letters van de inscriptie zijn niet meer te lezen. De zerk heeft een brede rand. Hierbinnen is onderaan een rechthoekige inscriptieplaat te zien, die is aangebracht op een verhoogd veld. De bovenkant van deze plaat heeft in het midden een omgeslagen rand. Boven de inscriptieplaat zien we links en rechts twee putti zitten op een doodshoofd met daaronder een doodsbeen. Met de ene hand houden zij een banderol vast met daarop een spreuk en in de andere hand een staf. Tussen hen in en onder de banderol bevindt zich een gevleugelde zandloper. Boven deze voorstelling is het wapen aangebracht, waarvan de dekkleden opvallend weelderig uitvallen. Alliantiewapen échtpaar (1 schild): Gedeeld; I een kruis op het hart beladen met een lelie [Minten]; II drie ringen [Van Bree]. Het schild hangend aan een lint uit de helm komend. Helm. Dekkleden. Helmkroon: een kroon van drie bladeren. Helmteken: een uitkomende aanziende wildeman met in zijn rechterhand een knots, rustend op zijn schouder, en aan zijn linkerarm een schild. Hs 1709, 64.1 geeft hier hij het vrouwsdeel de naam ‘van Bree’. De familie Van Bree voert drie ringen, geopend aan de bovenzijde (zie zerk 387). Hs 1709, 64.1 geeft nog als tekst: Begraeffenisse van Thomas Minten sterft/ den 2 Junij 1680/ Clara Minten sterft den 4 februarij 1686/ en Jacobus Minten sterft/ en Wilhelmina van Bree sijn huijsvrouw/ sterft den 27 november 1714. Thomas Minten uit het Zuid-Brabantse Tienen trad in 1644 in ’s-Hertogenbosch in het huwelijk met Femmegen Lubbers. Hij had zich hier blijkbaar kort voordien gevestigd. Thomas hield zich bezig met diverse vormen van belastinginning. Als wijnroeder peilde hij de hoeveelheid wijn in de wijnvaten om de wijnaccijns te kunnen bepalen. In 1665 was hij pachter van de bieraccijns. Hij had deze voor een hoog bedrag gepacht, maar door het uitbreken van de oorlog was het garnizoen uit de stad getrokken en was de handel erg slap, waardoor de opbrengst van de bieraccijns veel lager was dan verwacht. Hij verzocht daarom het stadsbestuur om de lopende pacht met twee jaar te verlengen om zo zijn schulden te kunnen betalen en zijn moederloze kinderen te kunnen voeden. Vier jaar later was door zijn inspanningen – die onder meer reizen naar Den Haag behelsden – de opbrengst van de bieraccijns met 8000 gulden gestegen. Uit erkentelijkheid schonk het stadsbestuur hem toen 100 gulden. Daarnaast heeft hij enige tijd ’s lands impost van bestiaal en azijn in Den Bosch gepacht. Thomas kocht in 1667 een huis over de Visbrug, in 1670 verkocht hij het huis ‘Bochoven’ aan de Brede Haven. Toen hij in 1680 ernstig ziek werd gaf hij zijn functie van wijnroeder terug aan het stadsbestuur ‘op hoope dat daer mede mochte begiftight werden synnen soon Thomas Minten den jongen’. Het stadsbestuur stemde in met dit verzoek. Zowel vader als zoon Minten was katholiek. Dat was eerder bij de benoeming van Thomas senior geen beletsel geweest voor zijn benoeming, maar in 1680 lag dit blijkbaar gevoeliger. Het wijnroederschap was weliswaar een relatief gering ambt, maar in de gespannen verhouding tussen de religies in de stad was deze benoeming toch aanleiding tot een storm van protest. Zowel de kerkenraad van de Nederduits gereformeerde gemeente als de hoogschout stuurden klachten naar de Staten-Generaal: hoewel er bekwame kandidaten waren die poorters van de stad waren en van de gereformeerde religie, had het stadsbestuur toch een bitter papist benoemd. Het stadsbestuur verdedigde haar rechten op zeer felle wijze en met succes; Minten junior bleef uiteindelijk wijnroeder. Thomas Minten senior overleed op 21 juni 1680 en werd in de Sint-Jan begraven. De volgende persoon die op de zerk wordt vermeld, Clara, is naar alle waarschijnlijkheid een dochter van Thomas senior. Zij is op jonge leeftijd overleden op 4 oktober 1686. Haar dood was voor de familie aanleiding om vier dagen later een graf in de Sint-Jan te kopen van de kerkfabriek. De ligging van dit graf werd als volgt omschreven: ten zuyde neffens het graght van de heer Leuu [?] van Seumeren ende aent hooft ende voeten eynde raeckende yder aen eenen pylaer ende aen noortzyde. Gezien het alliantiewapen Minten-Van Bree zal het graf door Clara’s broer Jacob zijn aangeschaft. Op de zerk werd allereerst de naam van hun vader aangebracht en vervolgens die van Clara. Door deze beslommeringen werd Clara ten slotte pas op 8 november 1686, ruim een maand na haar dood, in dit nieuwe graf begraven. Haar zuster Maria (1657-1720) was geestelijke dochter en werd op 3 oktober 1720 eveneens in de Sint-Jan begraven. Haar naam staat weliswaar niet op de zerk, maar waarschijnlijk is ook zij onder deze steen geëindigd. Jacob Minten was een zoon van Thomas senior. Hij was wijnkoopman van beroep en woonde aan de Markt in ‘Het Wapen van Vranckryck’. Van 1704 tot zijn dood was hij rentmeester van het Schildersgasthuis. Ook was hij gecommitteerde van de polder van de Ham- en de Rijskampen. Jacob was in 1685 getrouwd met Wilhelmina Elisabeth van Bree. Zij was een dochter van Dirck van Bree en Elisabeth van Niel. Ook Dirck van Bree was wijnhandelaar en exploiteerde daarnaast een suikerraffinaderij in de huizen ‘De Grote Engel’ en ‘De Kleine Engel’ aan de Bossche Markt. Wilhelmina overleed in 1714, Jacob in 1729, zonder kinderen na te laten. De kinderen van zijn nicht Johanna, een dochter van Thomas, en Menno van Coehoorn van Houwerda waren hun erfgenamen. Thomas junior ten slotte was naast wijnroeder later ook wijnkoopman. Hij huwde in 1681 met Johanna van Campen († 1699), weduwe van Jan van Hedel (zie zerk 455). Thomas overleed in 1713 of 1715 en werd eveneens in de Sint-Jan begraven, waarschijnlijk ook onder deze zerk. Het graf kwam in de loop van de achttiende eeuw in bezit van zijn dochter Eufemia (1691-1768), echtgenote van de militair Louis de Montfort. Ook zij werd in de Sint-Jan begraven. Het graf vererfde op haar dochter Clara. 1. (Oud 8; Nieuw 240; Martini 249; Smits 262) * In 1707 stond het graf te boek als t’ graft van Minten. In de legger van 1724 staat de overboeking genoteerd op naam van de kinderen en kleinkinderen van de in de inscriptie genoemde Thomas Minten. Op 4 april 1752 werd het graf overgeboekt op naam van zijn dochter Eufemia, weduwe van de heer (Louis Richard) de Montfoort. Daarnaast kwam het op naam van hun dochter Clara, echtgenote van de Heer Capiteijn Cornelis Adrianus Sorreth en verdere nazaten van Thomas Minten. In 1779 stond het graf op naam van de genoemde Clara en haar kinderen. Aan het begin van de negentiende eeuw behoorde het enkel nog toe aan haar nazaten. De plattegrond van Martini toont de zerk in de zuidelijke buitenzijbeuk van het koor, het voormalige Nicolaaskoor, in de derde travee vanaf het transept, ten noordoosten van de derde muurpijler. Toen Thomas Minten in 1680 werd begraven, was dat op deze plek. Het is niet duidelijk hoe deze locatie gerijmd kan worden met de locatie in 1686, zoals genoemd bij Bijzonderheden. Tussen 1821 en 1912 verhuisde de zerk naar de locatie waar hij nu nog ligt. | Bree, Dirck van | | Bree, Wilhelmina Elisabeth van | | Campen, Johanna van | | · zie ook: 171. Ghiliam van Campen, 1687
| | · zie ook: 455. Paulus Eckringa, 1793
| | Coehoorn van Houwerda, Menno van | | Hedel, Jan Dircx van 1678 | | · zie ook: 171. Ghiliam van Campen, 1687
| | · zie ook: 455. Paulus Eckringa, 1793
| | | | Lubbers, Femmegen | | Minten jr., Thomas | | · zie ook: 171. Ghiliam van Campen, 1687
| | Minten sr., Thomas 21-6-1680 | | Minten, Clara | | Minten, Eufemia van | | Minten, Jacob | | Minten, Johanna | | Minten, Maria | | Montfort, Clara de | | Montfort, Louis de | | Niel, Elisabeth van | | Sorreth, Cornelius Adrianus | Legenda: begraven in de Sint-Jan vet: hoofdbegravene.
|