Christiaan (1616-1680)
|
|
DETAILS |BESCHRIJVING|WAPENS|BIJZONDERHEDEN|GESCHIEDENIS|PERSONEN|REAGEER
huidige plaats | | in zuidelijke binnenzijbeuk van het koor, de tweede travee vanaf het transept, ten zuidoosten van de tweede koorpijler | maten | | 138 x 252 cm | steensoort | | maaskalksteen | inscripties | | klik op de afbeelding om deze te vergroten.Met uitzondering van een registratienummer is de grote zerk nu geheel leeg. Hs 1709, 34.2 geeft voor deze zerk een alliantiewapen echtpaar (2 schilden, vrouwswapen = ovaalvormig): 1 Gedeeld; I een keper, vergezeld van drie gesteelde eikenbladeren, boven twee en beneden een, de bovenste aan de buitenzijde en de onderste aan beide zijden voorzien van een eikel; II een vorkkruis met in het hart een ring, waarbinnen een ruit [Wilich]; 2 Gedeeld; I in goud vijf kepers; een gouden schildhoofd met een beer, zittend op en met zijn halsband aan de voorzijde vastgeketend aan een rechthoekige steen; II een geplante dorre boom, waaraan ter linkerzijde aan de onderste tak een schildje hangt, beladen met drie geknotte vogeltjes [Beresteijn]. Alleen het mansdeel van het wapen Beresteijn is deels ingekleurd. Uit handschriften is bekend dat vroeger in de Sint-Jan een zerk heeft gelegen waarop de namen en wapens stonden van Willem Wilich († 5 januari 1653), zijn vrouw Elisabeth van Beresteyn en hun eerstgeboren zoon Justus Gijsbertus († 17 of 27 januari 1647). De inscriptie moet eind zeventiende, begin achttiende eeuw al moeilijk te lezen zijn geweest, de verschillende bronnen geven namelijk niet geheel gelijkluidende teksten. Hs 1709, 34.2 (en met enkele verschillen ook Hs Van der Lely, 15) geeft de tekst als volgt weer: sepultura Wilhelmi Wijlich, Wesalii Hujus / Reip. Senatoris et Scabini consularis nec / non sterf den 5 Januarij 1653 / Elisabetha à Beresteijn, Delphensis Coniugum / in ova / Parentum Filius Primogentus Justus Gesber / tus Animam qui Creatori Reddidit 27 / Januarius 1647. 1. Willem Wilich of Wylich was op 31 augustus 1608 gedoopt in de Willibrordikerk in Wesel als zoon van Judocus Willichius en Anna Ossenbrügge. Zijn vader, aanvankelijk leraar aan de Latijnse school aldaar, was vanaf 1599 predikant in Wesel. Willem studeerde achtereenvolgens in Groningen (1628) en Leiden (1632). In 1639 werd hij door de Staten Generaal benoemd tot stadhouder van Hendrik de Bergaigne, hoog- en laagschout van stad en Meierij van ’s-Hertogenbosch. Dat dit geen eenvoudige functie was moge blijken uit enkele voorbeelden. Nadat hij met zijn mannen op tweede paasdag 1641 een katholieke schuilkerk aan de Vughterstraat was binnengevallen, werd hij door een grote menigte bedreigd. Hij kon ternauwernood ontsnappen. In 1647 kwam het tot een vechtpartij tussen zijn mannen en enkele schepenen in verband met de arrestatie door Wilich van een aantal belastingpachters. Overigens was Wilich in 1646 zelf nog schepen van de stad geweest. In 1648 nam hij namens de stad ’s-Hertogenbosch deel aan de Grote Kerkelijke Vergadering in de Sint-Jan. Hij was in 1640 in Delft getrouwd met Elisabeth, dochter van Gysbert van Beresteyn (1576-1641) en Maria Prins (1587-1667). Hun eerste dochter werd in 1641 in Delft geboren, de overige drie kinderen werden in de Bossche Sint-Jan ten doop gehouden. Hun eerste zoon, Justus Gijsbertus, gedoopt op 2 augustus 1644, stierf op tweejarige leeftijd en werd op 11 januari 1647 in de Sint-Janskerk begraven. Vader Willem volgde zelf op 8 januari 1653. Na zijn dood is het gezin naar Delft verhuisd. Zijn vrouw werd er in 1672 in de Nieuwe Kerk begraven, ook zijn drie overgebleven kinderen zouden daar hun laatste rustplaats vinden. Een broer van Elisabeth van Beresteyn, Christiaen (1616-1680), studeerde rechten in Leiden en koos in 1641 voor een bestuurlijke carrière in ’s-Hertogenbosch. Zijn zwager zal bij deze keuze zeker een rol hebben gespeeld. Op 14 september 1641 werd Christiaen door de Staten-Generaal tot Brabander genaturaliseerd. De twintigste van die maand kocht hij het poorterschap van ’s-Hertogenbosch, hoewel hij pas in 1658 de daarbij behorende eed zou afleggen. Nu hij Brabander en Bosschenaar was kon hij nog diezelfde dag zijn werkzaamheden als pensionaris van de stad beginnen. Deze functie zou hij tot zijn dood blijven vervullen. Hij is nooit schepen geweest, maar in 1646 werd hij wel tot raad van de stad benoemd. Daarnaast was hij ook ouderling van de Waalse Kerk. Christiaen trouwde in 1645 in Den Haag met Jacqueline (1627-1691), dochter van Thomas Brouaert, thesaurier-generaal van de prins van Oranje, en Johanna van Clootwijk. De oudste dochter Maria, in 1646 in Den Haag geboren, overleed op vijftienjarige leeftijd en werd op 6 maart 1662 in de Sint-Janskerk begraven. Ook haar zuster Johanna (1657-1719) en haar twee broers Thomas (1647-1708) en Gijsbert (1651-1701) vonden hier hun laatste rustplaats. In Hs 1709 wordt geen andere grafsteen met de naam ‘van Beresteyn’ beschreven dan die van Willem Wylich. Het is dan ook vrijwel zeker dat het graf waarin Willem Wilich is begraven door diens weduwe na haar vertrek naar Delft aan haar broer Christiaen van Beresteyn is overgedaan. Maria van Beresteyn zal in 1662 in dit graf begraven zijn en dit zal dan ook het ‘graft van de Familie der Beresteynen geleegen in het Choor van St. Janskerck binnen deese stad’ zijn, waarvan in de achttiende eeuw sprake is. Christiaen en zijn echtgenote werden niet in de Sint-Jan begraven, maar in een grafkelder in de Sint-Lambertuskerk in Vught. Maarten Cornelis (1695-1734) en Christiaan Paulus van Beresteyn (1705-1758) die, zoals hierna blijkt, in 1724 dit graf bezaten, waren zonen van genoemde Thomas, de eerste uit diens eerste huwelijk met Dina Cornelia Tromp (1657-1699), kleindochter van vlootvoogd Maarten Harpertszoon Tromp, de tweede uit Thomas’ tweede huwelijk met Johanna Catharina de Groot (1664-1729), kleindochter van Hugo de Groot. Ook hun respectievelijke moeders werden in de Sint-Jan bijgezet, evenals waarschijnlijk Maarten Cornelis. Christiaan Paulus werd in de grafkelder in de Vughtse Sint-Lambertus begraven. 2. (Oud 484; Nieuw 23) * In de legger van 1707 wordt het graf aangeduid als van de kelder van hr Beresteijn. Het betreft hier de genoemde Thomas van Beresteijn. In de legger van 1724 worden zijn zoons Marten Cornelis en Christiaen Poulus als eigenaren genoemd. In 1752, achttien jaar na het overlijden van Marten Cornelis, werd de kelder overgeboekt op naam van zijn broer Christiaen Poulus. Na diens dood in 1758 kwam hij op naam te staan van zijn weduwe Wilhelmina Catharina Brüll en haar kinderen Christiaan en Gijsbert van Beresteijn. Op 30 juni 1779 stond de kelder nog enkel op naam van deze twee broers. In de legger van 1804-1805 wordt alleen Gijsbert genoemd, samen met vijf van zijn kinderen. Volgens de leggers bevond de kelder zich in ieder geval vanaf het begin van de achttiende eeuw op het hoogkoor, zeer waarschijnlijk in de zuidelijke helft van de eerste travee vanaf de viering. Op de plattegronden vanaf 1821 komt de zerk niet voor. Wel op die van 1991, die hem aanduidt op de huidige plek. | Beresteijn, Christiaan van | | Beresteijn, Gijsbert van | | Beresteyn Elisabeth van | | Beresteyn, Christiaan Paulus van | | Beresteyn, Christiaen van | | Beresteyn, Gysbert van 1641 | | Beresteyn, Johanna van | | Beresteyn, Maarten Cornelis van | | Beresteyn, Maria van | | Beresteyn, Thomas van | | Bergaigne, Hendrik van | | · zie ook: 352. Martinus Ackersdijck, 1674
| | · zie ook: 469. Anoniem
| | Brouart, Jaqueline | | Brouart, Thomas | | BrĂ¼ll, Wilhelmina Catharina | | Clootwijk, Johanna van | | Groot, Hugo de | | · zie ook: 414. Herman van Deventer, 1550
| | · zie ook: 517. Jean Gans, 1674
| | Groot, Johanna Catharina de | | Ossenbrugge, Anna | | · zie ook: 85. Martinus Friesma, 1722
| | Prins, Maria | | Tromp, Dina Cornelia | | Tromp, Maarten Harpertszoon | | · zie ook: 517. Jean Gans, 1674
| | Willich, Justus Gijsbertus | | Willich, Willem 5-1-1653 | | Willichius, Judocus | Legenda: begraven in de Sint-Jan vet: hoofdbegravene.
|