Bron: Foto RCE
|
|
DETAILS |BESCHRIJVING|WAPENS|BIJZONDERHEDEN|GESCHIEDENIS|PERSONEN|REAGEER
huidige plaats | | in de noordelijke binnenzijbeuk van het schip, de vierde travee vanaf het westen, de noordelijke van de westelijke rij van drie zerken locatie in 1821 volgens Martini (zie plattegrond) | maten | | 120 x 233 cm | steensoort | | maaskalksteen met witte aders | inscripties | | klik op de afbeelding om deze te vergroten.De zerk is zozeer afgesleten dat de figuur van de kanunnik nog maar ternauwernood is te onderscheiden. De wapens zijn helemaal verdwenen, maar de evangelistensymbolen zijn nog te zien. Ook van de inscriptie zijn verschillende letters volledig afgesleten. Het betreft een zerk met een verdiepte rand waarin de letters van de inscriptie in reliëf zijn weergegeven. Op de hoeken zijn vierpassen aangebracht met daarin de evangelistensymbolen. De tekstbanden aan de lange zijden zijn in het midden doorbroken door vierpassen die aan de binnenzijden een versiering van een veelpas hebben. Hierin zijn twee wapenschilden aangebracht. Op het middenveld zagen we vroeger in fraaie maniëristische stijl een kanunnik met zijn hoofd op een kussen en gekleed in misgewaden. Boven zijn handen op zijn borst was een kelk met hostie te zien. Boven het hoofd van de kanunnik was een boogje aangebracht met daarin een engelenkopje met vleugels en daar weer boven een gedrapeerde doek opgehouden door putti en vallend vanuit een troonhemel. De zijden waren aangegeven door pilasters, achter het hoofdkussen doorsneden door een horizontale balk. Twee wapens (ouders): 1 drie molenijzers [Kuysten]; 2 twee afgewende klimmende wolven [Witmeri]. 1. Jan Kuyst of Kuysten is rond 1493 geboren als zoon van de Bossche stadssecretaris Nicolaes Henricx Kuyst († 1534) en Mechtelt Jan Witmerij of Witmers. Hij werd priester en op 23 juni 1526 kanunnik van de Sint-Jan. Tussen 1533 en 1544 was hij provisor van de Sacramentsbroederschap in die kerk. Heer Jan woonde in de Hinthamerstraat tegenover het clarissenklooster (het huidige nummer 134), daarnaast bezat hij een huis in de Postelstraat. Rond 1522 was hij bij Dircxken de Huedemaicster vader van een natuurlijke dochter Elisabeth. Ook was hij vader van Maria en Jan, van wie de moeder(s) niet met naam bekend is/zijn. Heer Jan werd in de Sint-Jan begraven bij het benedenaltaar van Sint-Eligius (zie plattegrond altaren nr. 53). 2. (Oud 314; Nieuw 457; Martini 73; Smits 43) * Het graf van Jan Kuysten stond in 1707 nog steeds op naam van Kuijsten. In de legger van 1724 worden als eigenaren de kinderen van Isaaq Kuijsten en de kinderen van Teodoor van Barkel genoemd. Een van kinderen van Isaaq Kuijsten, Angelina Kuijsten, was de weduwe van Christiaan van Rijsingen. Haar kinderen worden in de legger van 1752-1755 als bezitters van het graf genoemd. Verder wordt er in deze legger verwezen naar de kelder met het nieuwe registratienummer 529 (zie zerk 151). De eigenaren van deze kelder waren tevens in het bezit van het graf van Jan Kuysten. Het betreft hier de kinderen van Theodoor van Berckel, te weten Theodorus van Berkel, Anna Maria van Berkel, echtgenote van Francis Potters, Catharina van Berkel, echtgenote van Hendrik Bottie, Hendricus van Berkel en Johanna van Berkel, echtgenote van Hendricus Potters. In de legger van 1779 worden tevens de kinderen van Theodorus vermeld, te weten Catharina en Anna Maria van Berkel. Zij waren dus kleinkinderen van eerstgenoemde Theodorus van Berkel. Tot slot vermeldt de legger van 1804-1805 naast de kinderen van Theodorus en Anna Maria van Berkel ook nog de kleinkinderen van laatstgenoemde. De plattegrond van Martini laat zien dat de zerk in 1821 in de noordelijke binnenzijbeuk van het schip lag, op de grens van de eerste en tweede travee vanaf het westen. Het altaar van Sint-Eligius in de nabijheid waarvan Jan Kuysten in 1556 werd begraven, bevond zich in de buurt daarvan. De zerk bleef dus tot zeker 1821 op zijn oorspronkelijke plek liggen. Tussen 1821 en 1912 werd de zerk verlegd, en wel naar de huidige plek. | Berckel, Anna Maria van | | · zie ook: 151. Rutger van Berkel, 1575
| | · zie ook: 298. Jan Roelofs van Nieuwerveen, 1648
| | Berckel, Catharina van | | · zie ook: 151. Rutger van Berkel, 1575
| | · zie ook: 298. Jan Roelofs van Nieuwerveen, 1648
| | Berckel, Hendricus van | | · zie ook: 151. Rutger van Berkel, 1575
| | · zie ook: 298. Jan Roelofs van Nieuwerveen, 1648
| | Berckel, Johanna van | | · zie ook: 151. Rutger van Berkel, 1575
| | · zie ook: 298. Jan Roelofs van Nieuwerveen, 1648
| | Berckel, Theodoor Victor van 1808 | | · zie ook: 151. Rutger van Berkel, 1575
| | · zie ook: 298. Jan Roelofs van Nieuwerveen, 1648
| | · zie ook: 440. Embertus Peters van Grinsven van Geffen, 1576
| | Berckel, Theodorus van | | · zie ook: 151. Rutger van Berkel, 1575
| | · zie ook: 298. Jan Roelofs van Nieuwerveen, 1648
| | Bottie, Hendrik | | · zie ook: 151. Rutger van Berkel, 1575
| | · zie ook: 298. Jan Roelofs van Nieuwerveen, 1648
| | Huedemaicster, Dircxken de | | Kuijsten, Angelina | | Kuijsten, Isaaq | | Kuyst, Nicolaes Henricx | | Kuysten, Elisabeth | | Kuysten, Jan 2-12-1556 | | Potters, Francis | | · zie ook: 151. Rutger van Berkel, 1575
| | · zie ook: 298. Jan Roelofs van Nieuwerveen, 1648
| | Potters, Hendricus | | · zie ook: 151. Rutger van Berkel, 1575
| | · zie ook: 298. Jan Roelofs van Nieuwerveen, 1648
| | Rijsingen, Christiaan van | | Witmerij (Witmers), Mechtelt Jan | Legenda: begraven in de Sint-Jan vet: hoofdbegravene.
|