Bron: Foto RCE
|
|
151 Rutger van Berkel, 1575
|
|
DETAILS |BESCHRIJVING|WAPENS|BIJZONDERHEDEN|GESCHIEDENIS|PERSONEN|REAGEER
huidige plaats | | in de zuidelijke binnenzijbeuk van het schip, de derde travee vanaf het westen, in het midden locatie in 1821 volgens Martini (zie plattegrond) | maten | | 145 x 245 cm | steensoort | | maaskalksteen | inscripties | | klik op de afbeelding om deze te vergroten.Rond 1900 moet deze opvallende figuurzerk in renaissance-stijl nog veel details hebben getoond die nu zijn verdwenen. Het oppervlak is afgesleten en de inscriptie en het wapen linksboven zijn geheel verdwenen, evenals de kapitelen en de onderzijden van de zuilen. In een verdiept middenveld zien we twee bogen rustend op een vrijstaande middenzuil en twee halve zuilen aan de zijkanten. De zuilen zijn gecanneleerd, hadden Korinthische kapitelen en versierde onderstukken rustend op hoge postamenten. De bogen zijn weergegeven als gemetseld van steen. Onder de bogen zijn een ridder en zijn vrouw afgebeeld, staande op een perspectivisch afgebeelde tegelvloer met hun hoofd op een kussen met hoekkwasten en aangebracht tegen een schelpnis. De handen van beide figuren zijn gevouwen in gebed. De man is gekleed in gepantserde beenbeschermers met kniekappen en in een dubbel vest met versieringsranden, het bovenste met korte mouwen. Achter hem is zijn zwaard te zien en op de grond naast zijn voeten liggen zijn helm met opgeklapt vizier en helmveer en zijn gepantserde handschoenen. De vrouw is gekleed in een lang gewaad met, nog nauwelijks zichtbaar, een ceintuur die in het midden naar beneden afhangt en met sierranden bij de polsen ende hals. Hieroverheen draagt zij een mantel die over haar schouders naar beneden valt en bij de hals wordt vastgehouden door een bandje. Hij is blootshoofds, zij draagt een kap met sierrand die een gedeelte van het haar vrijlaat.Boven de bogen zien we twee gezeten engelenfiguren met vleugels die met hun ene hand het schild in het midden vasthouden en met hun uitgestrekte andere hand een palmtak. Zij zijn gekleed in een ruimvallend gewaad met korte mouwen en een band van de buitenste schouder neerhangend naar het middel. De goed weergegeven maar wat verlengde en ietwat stijve figuren maken van de zerk een geslaagd product, dat Smits ten zeerste aansprak (‘in voorname houding, in kalme overgeving en berusting in Gods wil’) en dat hij mijlen ver verkoos boven bijvoorbeeld de zerk van Dirck Pelgrom en vrouw (zie zerk 164) met de halfnaakte lichamen van dode personen. De gecombineerde weergave van liggen en staan is nog middeleeuws; de details van architectuur en kleding zijn renaissancistisch. Alliantiewapen echtpaar (1 schild, ruitvormig): gedeeld; 1 drie zespuntige sterren [Van Berkel]; 2 een golvende schuinbalk [Van Coudenhove]. Kwartierwapens: 1 Van Berkel; 2 een naar links lopende beer [Berwout(s)]; 3 Coudenhove; 4 een van drie rijen geschaakte schuinbalk [Adornes]. Rutger van Berkel werd tussen 1499 en 1502 geboren als zoon van de Bossche schepen Gerit van Berkel en Mechtelt Berwout. In de voetsporen van zijn vader werd hij in 1534 eveneens schepen van ’s-Hertogenbosch, een functie die hij hierna nog vijfmaal vervulde. Hij werd in 1538 gezworen broeder van de Bossche Lieve Vrouwe Broederschap. In 1557 werd hij pandheer van Nuenen, Nederwetten, Gerwen en Tongelre. In ’s-Hertogenbosch bezat hij het Huis van Nuenen op het Sint-Jacobskerkhof, maar hij verbleef veelvuldig ten plattelande. Rutger was getrouwd met de uit Vlaanderen afkomstige Livina van Coudenhove, een dochter van de Gentse schepen Jan van Coudenhove en Anthonia Adornes. Het huwelijk van Rutger en Livina bleef kinderloos. De nalatenschap van het echtpaar ging naar Floris van Eyck alias van Berkel, een zoon van Rutgers zuster Heilwich uit haar huwelijk met Roelof van Eyck en naar Jacob van Coudenhove, een zoon van Livina’s broer Jan. Rutger overleed volgens zijn grafsteen op 19 december 1575. De broederschap hield op 7 februari 1576 een requiemmis voor hem in de Sint-Jan. Livina zou op 2 februari 1589 zijn overleden. 1. In dit graf is in 1808 de in zijn tijd vermaarde stempelsnijder Theodoor van Berckel begraven. Deze Theodoor Victor van Berckel was in 1739 in ’s-Hertogenbosch geboren als zoon van zilversmid Theodoor van Berckel en zijn vrouw Catharina Backers. Vanaf 1763 was hij als medailleur werkzaam in Rotterdam, in 1776 werd hij benoemd tot Graveur Generaal van de Keizerlijke Munt van de Oostenrijkse Nederlanden te Brussel. In 1794 vluchtte hij na de inval van de Fransen uit de Zuidelijke Nederlanden naar Oostenrijk, in 1798 werd hij daar hoofdgraveur van de Weense Munt. Theodoor overleed in 1808 in zijn geboortestad ’s-Hertogenbosch en werd op 23 september van dat jaar in de Sint-Jan begraven, in dit graf dat al vele jaren in het bezit van zijn familie was. 2. Oud 90; Nieuw 529; Martini 345; Smits 8) * De oorspronkelijke locatie van de zerk van Rutger van Berckel is niet bekend. In 1702 wilde de Bossche schepen Henderick van Berkel zijn graf gelegen aghter den predickstoelom laten vormen tot een grafkelder waarop de zerk van Rutger van Berckel zou worden gelegd. Omdat de grafplaats te smal was voor deze zerk verruilde Henderick een ander graf dat hij in eigendom had, en dat ‘besyde het groote choor’ lag, voor een kerkgraf naast de beoogde kelder. 3. Zodoende kon de grootte van de kelder aangepast worden aan de nieuwe zerk zonder dat dit zou conflicteren met andere graven. De zerk die oorspronkelijk op het graf van Henderick lag, zeer waarschijnlijk die van Gerit van Berkel (zerk 220), kwam in de directe nabijheid van de kelder te liggen, mogelijk op de plek van het voormalige kerkgraf. De grafkelder van Henderick van Berckel stond in 1707 te boek als de kelder van de hr van Berkel. De legger van 1724 vermeldt de overboeking op naam van Jilis van Berckel, Raadt deser Stadt en juffrouw Judick van Berkel. Volgens diezelfde legger werd het graf in 1730 eigendom van Theodorus (Caspar) van Berckel, silversmit in de kerkstraet. Op 16 mei 1752 kwam de kelder op naam te staan van zijn kinderen Theodorus (Everardus); Anna Maria, echtgenote van Francis Potters; Catharina, echtgenote van Hendrik Bottie; Hendricus; en Johanna, echtgenote van Hendricus Potters. Op 12 mei 1779 werden hier nog aan toegevoegd de kinderen van Theodorus Everardus, Catharina en Anna Maria van Berkel. Een van de kinderen van Theodorus Everardus was de stempelsnijder Theodorus Victor van Berckel. 4. In de legger van 1804-1805 wordt dit lijstje aangevuld met de kleinkinderen van Anna Maria van Berkel. Vanaf 1702 lag de zerk in de zuidelijke binnenzijbeuk van het schip, in de derde travee vanaf het westen, ten noordoosten van de tweede middenpijler. Zeker tot 1851 bleef de kelder ongeschonden en werd de zerk niet verplaatst. 5. Nadien, maar voor 1912 werd hij naar de huidige locatie verplaatst, enkele meters ten noordoosten van de plek die Martini aangaf. Boven tegen de zerk van Rutger van Berkel lag een kleinere steen (zerk 153) die diende als ingangssteen voor de kelder. | Adornes, Anthonia | | Backers, Catharina | | Berckel, Anna Maria van | | · zie ook: 76. Jan Kuysten, 1556
| | · zie ook: 298. Jan Roelofs van Nieuwerveen, 1648
| | Berckel, Catharina van | | · zie ook: 76. Jan Kuysten, 1556
| | · zie ook: 298. Jan Roelofs van Nieuwerveen, 1648
| | Berckel, Hendricus van | | · zie ook: 76. Jan Kuysten, 1556
| | · zie ook: 298. Jan Roelofs van Nieuwerveen, 1648
| | Berckel, Jilis van | | Berckel, Johanna van | | · zie ook: 76. Jan Kuysten, 1556
| | · zie ook: 298. Jan Roelofs van Nieuwerveen, 1648
| | Berckel, Theodoor Victor van 1808 | | · zie ook: 76. Jan Kuysten, 1556
| | · zie ook: 298. Jan Roelofs van Nieuwerveen, 1648
| | · zie ook: 440. Embertus Peters van Grinsven van Geffen, 1576
| | Berckel, Theodorus van | | · zie ook: 76. Jan Kuysten, 1556
| | · zie ook: 298. Jan Roelofs van Nieuwerveen, 1648
| | Berkel sr., Gerit van 1546 | | · zie ook: 220. Gerit van Berkel, 1546
| | · zie ook: 370. Joestken van Beest, 1576
| | · zie ook: 414. Herman van Deventer, 1550
| | Berkel, Heilwich van | | Berkel, Judick van | | Berkel, Rutger van 19-12-1575 | | · zie ook: 153. Rutger van Berkel, 1575
| | · zie ook: 220. Gerit van Berkel, 1546
| | Berwout, Mechtelt | | Bottie, Hendrik | | · zie ook: 76. Jan Kuysten, 1556
| | · zie ook: 298. Jan Roelofs van Nieuwerveen, 1648
| | Coudenhove, Jacob van | | Coudenhove, Jan van | | Coudenhove, Livina van | | Eyck alias van Berkel, Floris van | | Eyck, Roelof van | | Potters, Francis | | · zie ook: 76. Jan Kuysten, 1556
| | · zie ook: 298. Jan Roelofs van Nieuwerveen, 1648
| | Potters, Hendricus | | · zie ook: 76. Jan Kuysten, 1556
| | · zie ook: 298. Jan Roelofs van Nieuwerveen, 1648
| Legenda: begraven in de Sint-Jan vet: hoofdbegravene.
|