Bron: Foto RCE
|
|
DETAILS |BESCHRIJVING|WAPENS|BIJZONDERHEDEN|GESCHIEDENIS|PERSONEN|REAGEER
huidige plaats | | in de zuidelijke binnenzijbeuk van het koor, de vierde travee vanaf het transept, de zuidelijke van drie zerken locatie in 1821 volgens Martini (zie plattegrond) | maten | | 173 x 286 cm | steensoort | | maaskalksteen met witte aders | inscripties | | klik op de afbeelding om deze te vergroten.Het betreft een zuivere inscriptiezerk zonder de weergave van een wapen of andere siervormen. Opvallend zijn de verschillende punten tussen de sterfdata vooral in het laatste gedeelte van de inscriptie. Boven de kelder hing een rouwbord met de volgende kwartieren: 1 Ruysch; 2 van der Moelen; 3 de Jode de Ryck; 4 Alkemade; 5 Beune; 6 Swansbel; 7 van Strunkede en 8 van Overlaker. 1. Hoewel in Den Haag geboren is Johan Ruijsch een telg uit een Amsterdams geslacht. Zijn grootvader Nicolaas was onder meer pensionaris van de stad Amsterdam, zijn vader Gijsbert was secretaris van de Rekenkamer in Den Haag. Johan begon zijn carrière in 1617 als klerk van diezelfde Rekenkamer, al snel werd hij klerk van de griffie namens Zeeland en kort na de val van ’s-Hertogenbosch in 1629 commissaris van de monstering in die stad. Deze functie heeft hij tot aan zijn dood vervuld. In 1637 kocht hij het poorterschap van zijn nieuwe woonplaats. Johan was in 1642 een van de nieuwe protestante leden van de vernieuwde Illustre Lieve Vrouwe Broederschap. In 1653 werd hij gekozen tot schepen van zijn woonplaats. Johan woonde sinds 1650 in het voormalige refugiehuis van het klooster Mariënhage te Woensel, dat vanaf de Hooge Steenweg te bereiken was via een gang die nu nog de Ruijsche Poort heet. De kinderen uit zijn huwelijk met Clara van Beune(n) / Boenen, zijn waarschijnlijk allemaal in Den Haag geboren, nog voordat het echtpaar zich in Den Bosch vestigde. In 1630, 1638 en 1644 moesten Johan en Clara enkele van deze kinderen begraven in de Sint-Jan, opt hoogh choor neffens de begravens van den heere hoogh schout. Johan kocht in 1652 eene blauwe steenen zerk om op zijn graf in de Sint-Jan te laten leggen. Hier vond hij in 1657 zijn laatste rustplaats, zijn vrouw volgde in 1678. Vijf van hun kinderen en één kleinkind worden eveneens op deze zerk vermeld. Zoon Gijsbert († 1687) maakte carrière in het Staatse leger en diende in het Bossche garnizoen. Hij was in 1653 getrouwd met Theodora of Diderica (1621-1676), dochter van schepen Adriaen Ploos van Amstel, die op zerk 402 wordt genoemd. Gijsbert, Diderica en een van hun kinderen, Isabella Clara (1653-1714), zijn onder deze zerk begraven. Datzelfde geldt voor Gijsberts broer Frederick († 1691). Deze was eveneens militair. Zijn in 1662 gesloten huwelijk met Maria Uytenbogaart uit Utrecht bleef kinderloos. Hun broer mr. Hendrick († 1678) studeerde achtereenvolgens rechten in Leiden, Utrecht en Groningen en was vanaf 1650 tot zijn dood secretaris van ’s-Hertogenbosch. Omdat hij niet in die 314 stad, maar in Den Haag was geboren, kocht hij in 1658 het poorterschap van Den Bosch. Hij was getrouwd met Aletta of Alida Tulleken, dochter van schepen Rutger Tulleken en Francina de Leeuw, die onder zerk 380 zijn begraven. Hun zoon Rutger (1654-1699), advocaat en ontvanger te Roosendaal, die ten huize van zijn broer Jan Adriaan in Den Bosch overleed, is elders in de Sint-Jan begraven onder zerk 202. Hendrik en Aletta woonden in het huis aan de Ruijsche Poort, dat hij uit ouderlijk bezit had verkregen.Toen na het overlijden van Hendrik Ruijsch op 25 augustus 1678 bleek dat hij omvangrijke schulden had nagelaten, wilden enkele schuldeisers met toestemming van de schepenbank de boedel laten veilen. De zonen van Ruijsch, die meenden dat de regelgeving op dit punt werd geschonden, verzetten zich gewapenderhand daartegen met hulp van de knechten van de schout. Daardoor liep de affaire uit op een confrontatie tussen de beide machtscentra in de stad: de schout als vertegenwoordiger van de hoge overheid en de schepenbank als representant van de stedelijke autonomie. Het leidde tot een venijnig opstootje in en rond de Ruijsche Poort. Een vierde broer, Diederick († 1715), volgde zijn vader op als commissaris van de monstering. Tussen 1680 en 1694 was hij bovendien zes jaar schepen van de stad. Tussen 1710 en 1712 was hij ten slotte postmeester. Hij is tweemaal getrouwd, in 1678 met Henrica Elisabeth van Bystervelt uit Herwijnen († 1679), in 1681 met Leonora Wylde († 1684). Ten slotte is ook Veronica († 1713), een dochter van Johan en Clara hier begraven. Zij was in 1676 getrouwd met predikant Reinier Vogelsang (Vianen 1612 – Deventer 1679). Vogelsang was vanaf 1653 predikant in ’s-Hertogenbosch en vanaf 1656 ook hoogleraar godgeleerdheid aan de Illustre School geweest. In 1675 verhuisde hij naar Deventer, waar hij eenzelfde dubbelfunctie vervulde. Hij was reeds tweemaal weduwnaar toen hij in 1676 met Veronica Ruysch in het huwelijk trad. Na Reiniers dood is Veronica naar Den Bosch teruggekeerd, waar zij ging wonen in een huis van haar broer Diederick in de Capucijnenpoort, een zijstraatje van de Postelstraat. Veronica bleef kinderloos, haar goederen liet zij na aan de kinderen van haar broers Diederick en Hendrick. 2. (Oud 474; Nieuw 10; Martini 10; Smits 249) * De zerk lag aan het begin van de achttiende eeuw op een kelder die te boek stond als De kelder van de hren ruijsch. Behalve de zerk ligt ook de ingangssteen nog in de kerk (zie zerk 509). De legger van 1724 vermeldt de overboeking op naam van de gezamenlijke erfgenamen van Johan Ruijsch, in leven Raadt deser Stadt. Op 5 juni 1752 vond de overboeking plaats op naam van Alijda Ruijs, weduwe van Johan van Sevenhoven, in leven Raad deeser Stad; haar broer Hendrik Ruijs, Predikant tot Delft; en zijn kinderen en kleinkinderen. Verder kwam de kelder op naam van de kinderen en verdere nazaten van Jan Gijsbert Ruijs, in leeven Ritmeester van een Compagnie Cavallerije ten dienste deser Lande. Op 3 mei 1779 werd de kelder overgeboekt op naam van Gijsberdina Diderica Maria Ruijs en haar nazaten. De laatste legger noemt enkel nog deze nazaten. De plattegrond van Martini toont de zerk nog steeds op het hoogkoor, om precies te zijn in de vijfde travee vanaf de viering, enkele meters ten noordoosten van de vijfde koorpijler van de zuidelijke kooromgang. In 1839, toen de vloer van het hoogkoor werd vernieuwd, werd de zerk elders in de kerk gelegd, vermoedelijk op de plek waar hij nu nog ligt. | Boenen, Clara van | | · zie ook: 202. Hendrik Ruysch, 1699
| | Bystervelt, Henrica Elisabeth van | | Leeuw, Francina de | | · zie ook: 202. Hendrik Ruysch, 1699
| | · zie ook: 380. Rutger Tullekens, 1646
| | Ploos van Amstel, Adriaen | | · zie ook: 402. Adriaen Ploos van Amstel, 1646
| | Ploos van Amstel, Theodora (Diderica) | | · zie ook: 402. Adriaen Ploos van Amstel, 1646
| | Ruijs, Alijda | | Ruijs, Gijsberdina Diderica Maria | | Ruijs, Jan Gijsbert | | Ruijsch, Diederick | | · zie ook: 315. François Blom, 1647
| | Ruijsch, Frederick | | Ruijsch, Gijsbert | | · zie ook: 402. Adriaen Ploos van Amstel, 1646
| | Ruijsch, Isabella Clara | | Ruijsch, Jan Adriaan | | · zie ook: 202. Hendrik Ruysch, 1699
| | Ruijsch, Nicolaas | | Ruijsch, Veronica | | Ruys, Johan 1657 | | · zie ook: 202. Hendrik Ruysch, 1699
| | · zie ook: 402. Adriaen Ploos van Amstel, 1646
| | · zie ook: 509. Johan Ruysch, 1657
| | Ruysch jr., Hendrik | | · zie ook: 292. Johan Brant, 1690
| | Ruysch sr., Hendrik 1678 | | · zie ook: 202. Hendrik Ruysch, 1699
| | · zie ook: 380. Rutger Tullekens, 1646
| | Ruysch, Rutger 1699 | | · zie ook: 202. Hendrik Ruysch, 1699
| | Sevenhoven, Johan van | | Tulleken, Aletta | | · zie ook: 202. Hendrik Ruysch, 1699
| | · zie ook: 380. Rutger Tullekens, 1646
| | · zie ook: 481. Anoniem, eerste derde 15de eeuw
| | Tullekens jr., Rutger | | · zie ook: 202. Hendrik Ruysch, 1699
| | · zie ook: 380. Rutger Tullekens, 1646
| | · zie ook: 462. Cornelis Keerweer, 1648
| | Uytenbogaart, Maria | | Vogelsang, Reinier | | Wylde, Leonora | | · zie ook: 315. François Blom, 1647
| Legenda: begraven in de Sint-Jan vet: hoofdbegravene.
|