Bron: Foto RCE
|
|
DETAILS |BESCHRIJVING|WAPENS|BIJZONDERHEDEN|GESCHIEDENIS|PERSONEN|STAMBOOM|REAGEER
huidige plaats | | in de noordelijke binnenzijbeuk van het koor, de tweede travee vanaf het transept, de zuidelijke van de tweede rij van twee zerken locatie in 1821 volgens Martini (zie plattegrond) | maten | | 142 x 263 cm | steensoort | | maaskalksteen | inscripties | | klik op de afbeelding om deze te vergroten.Van het manswapen is het heraldisch rechterdeel nog slechts vaag te onderscheiden. Van het vrouwswapen was een gedeelte van het ondervak rechts al rond 1900 verdwenen. Binnen een band die de hele zerk omgeeft, wordt het ondergedeelte van de zerk, ongeveer tweederde van het geheel beslaand, ingenomen door een staande rechthoekige cartouche, omgeven door fraai bandwerk. In de cartouche is de inscriptie in hoofdletters gegraveerd. Het mans- en vrouwswapen, die in reliëf worden weergegeven in het bovengedeelte, zijn omgeven door hetzelfde soort bandwerk, dat zich hier aanpast aan de vorm van de schilden. Alliantiewapen echtpaar (2 schilden, vrouw = ruitvormig): 1 Gedeeld; I drie kolfstokken, de stelen boven en de bladen naar links gekeerd; II drie aanziende ossenkoppen [Masius]. 2 Gedeeld; I doorsneden; a leeg; b drie vierbladige rozen; II een keper beladen met vijf hermelijnstaartjes [Grauwerts]. Hoeben 1. interpreteert de beschadiging in het wapen, aangeduid met een arcering, als een waterstroom. Van de beschadigde benedenhelft van het mansdeel van het wapen Grauwerts is nog slechts één roos zichtbaar. Gezien de plaats van de roos, is het waarschijnlijk dat hier oorspronkelijk drie van deze rozen hebben gestaan. Hs 1709, 42.1 geeft nog het onbeschadigde wapen Grauwerts: ruitvorm, gedeeld: I drie vijfbladige bloemen en een blanco schildhoofd; II een keper beladen met drie in plaats van vijf hermelijnstaarten. In een latere hand worden daarbij de namen Grauwert (I) en Leuwen (II) geschreven. Le Grand Théatre (1734) noemt kwartieren op de namen Maes, Osch, Grauwert en Van Leeuwen. Omdat kwartierwapens op de zerk ontbreken, zal de auteur daarvan de wapendelen hebben toegeschreven. 2. Thomas Masius is een zoon van Jan Maes en Hester Gysberts Nayen uit Zaltbommel en een broer van Gijsbert Masius, bisschop van ’s-Hertogenbosch, wiens monument zich elders in de Sint-Jan bevindt (zie nummer 493). Thomas was zeker vanaf 1592 tot 1622 rentmeester van de domeinen in de Bommeler- en Tielerwaard. Hij vervulde deze functie namens de koning en later namens de aartshertogen. Daar het rivierengebied toen al geruime tijd vast in handen van de Republiek was, zal Thomas zijn functie nauwelijks hebben kunnen uitoefenen. Hij wordt ook vermeld als rentmeester van de contributiën in de Bommeler- en Tielerwaard en in Zuid-Holland, en in 1614 en 1615 bovendien als collecteur van de licenten in het kwartier van ’s-Hertogenbosch. Thomas was gezien de politieke omstandigheden niet in staat in de Bommeler- of Tielerwaard te verblijven, maar woonde in ’s-Hertogenbosch. In 1601 werd hij als Zwanenbroeder toegelaten tot de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap. Uit zijn huwelijk met Gervasia Graeuwerts of Grauwarts werden een zoon en vijf dochters geboren. Drie van die dochters werden tussen 1594 en 1602 in de Sint-Jan gedoopt. Zoon Johan, geboren rond 1589, werd in 1611, ongetwijfeld met hulp van zijn oom, kanunnik van de Sint-Janskerk en later zegelaar van het bisdom. Van de dochters huwde Catharina met Gielis van Elshout, raad en rekenmeester van Gelderland in Roermond en Hester met Peter van Gestel, tussen 1605 en 1627 veelvuldig schepen van ’s-Hertogenbosch. Na 1629 vestigden Hester en Peter zich in Breda, waar Peter in de jaren 1630 enkele malen schepen was en in 1635 overleed, zodat hij niet meer meemaakte dat ook die stad in 1637 door Frederik Hendrik werd ingenomen. 3. (Oud 333/396; Nieuw 106; Martini 190; Smits 195) * Het graf stond in 1707 op naam van Masius. De legger van 1724 maakt melding van de overboeking op naam van Theodoor van Asten. Tussen 1724 en 1752 werd het graf eigendom van de kerk, die het op 25 augustus 1783 weer doorverkocht aan Francis Vermeulen. Uiterlijk in 1804 werd het overgeboekt op naam van Thomas Cornelis van Ryckevorsel. Martini situeerde de zerk in de noordelijke binnenzijbeuk van het koor, exact in het midden van de vierde travee vanaf het transept, waar hij in 1707 ook al lag. Ten laatste in 1912 kwam hij op de huidige plek te liggen. | Asten, Theodoor van | | · zie ook: 180. Maria Heymans, 1610
| | Elshout, Gielis van | | Gestel, Peter van | | · zie ook: 486. Frans Henricx Jansz alias Francen van Ghestel, 1593
| | Graeuwerts, Gervasia | | Maes, Jan | | · zie ook: 493. Gisbertus Masius, 1614
| | Masius, Catharina | | Masius, Gisbertus | | · zie ook: 156. Pieter Schuyl de Walhorn, 1666
| | · zie ook: 344. Nicolaas van den Houthe, 1601
| | · zie ook: 479. Johan van Wijnbergen, 1658
| | · zie ook: 493. Gisbertus Masius, 1614
| | · zie ook: 494. Genovefa van Brogel, 1592
| | Masius, Hester | | Masius, Johan | | Masius, Thomas 3-3-1625 | | · zie ook: 493. Gisbertus Masius, 1614
| | Nayen, Hester Gysberts | | · zie ook: 493. Gisbertus Masius, 1614
| | Ryckevorsel, Thomas Cornelis van | | Vermeulen, Francis | Legenda: begraven in de Sint-Jan vet: hoofdbegravene. klik op de afbeelding om deze te vergroten.
|