Bron: Foto RCE

 

304 Otto Juyn, 1759


DETAILS |BESCHRIJVING|WAPENS|BIJZONDERHEDEN|GESCHIEDENIS|PERSONEN|REAGEER


huidige plaats    

in het noordtransept, de zuidelijke travee, de middelste van een rij van drie zerken aan de oostzijde

locatie in 1821 volgens Martini (zie plattegrond)
maten 143 x 272 cm
steensoort maaskalksteen
inscripties 


klik op de afbeelding om deze te vergroten.

Beschrijving

In de bovenhelft bevindt zich een rechthoekig verdiept veld met daarin in reliëf het alliantiewapen. De benedenhelft van de zerk heeft geen rand. Hier is slechts de twaalfregelige inscriptie aangebracht met gegraveerde letters.

Wapens

Alliantiewapen echtpaar (2 schilden, vrouwswapen in ovaalvorm): 1 drie juinen [Juyn]; 2 een driekantige eg, vergezeld van drie liggende molenijzers, boven twee en beneden een [Molengraef]. Beide schilden hangend aan een lint uit de helm komend. Helm. Dekkleden. Er is geen wrong, kroon of helmteken. Het zegel van zijn zoon Christoffel Molengraaf Juijn [doorsneden; I goud-gearceerd waarop drie juinen, de middelste iets lager; II drie molenijzers waartussen een eg] kent als helmteken een uitkomende griffioen. 1.

Bijzonderheden

Otto Juijn is geboren in Hedel. In februari 1730 werd hij poorter van ’s-Hertogenbosch. Hij was slechts eenmaal schepen, in 1736. Wel vervulde hij diverse andere openbare functies. Zo was Otto Juijn rentmeester van het Groot Gasthuis in de jaren 1741 tot 1746. Vanaf 1740 was hij ook tien jaar lang rentmeester van het Jenneke Hamers Gasthuis. Eerder was hij drossaard van de heerlijkheid Loon op Zand. In de jaren veertig en vijftig trad hij op als stadhouder van de hoog- en laagschout in stad en meierij. In die functie speelde hij een belangrijke rol bij de klopjachten op al dan niet misdadige landlopers en vagebonden die toentertijd in Staats-Brabant werden gehouden. Daarbij onderscheidde Juijn zich, zoals ook eerder in zijn functie van drossaard in Loon op Zand het geval was geweest, door de felheid en hardvochtigheid waarmee hij verdachten opspoorde, verhoorde en ter dood liet brengen. Uit zijn huwelijk met Catharina Molengraef werd als enig kind de op de zerk vermelde Christoffel geboren, die aan de naam van zijn vader die van zijn moeder toevoegde. Christoffel Molegraef Juyn studeerde vanaf 1735 aan de universiteit van Leiden. Toen hij drie jaar later promoveerde tot doctor in de beide rechten werd hij aangeduid als Spranga-Batavus et civis Silveducensis, wat wil zeggen dat hij behalve als Bosschenaar ook als inwoner van Sprang, dus als Hollander, te boek wilde staan. In december 1738 werd hij toegelaten als advocaat bij het Hof van Holland in Den Haag. Hij nam tweemaal, in 1672 en 1675, zitting in de Bossche schepenbank. Christoffel was gehuwd met Anna Maria Fetmenger, een zus van Johanna Margaretha Fetmenger (zie zerk 314). Uit dit huwelijk werd een zoon Otto geboren, die op 30 april 1766 werd gedoopt in de Grote Kerk van ’s-Hertogenbosch. 2.

Geschiedenis

(Oud 362/?; Nieuw 279; Martini 133; Smits 170) *
Otto Juyn, oud Scheepen en Raad dezer Stad en Stadhouder van het Hoog Officie der Stad en Meijerije, werd begraven in het graf dat zijn weduwe Catharina Molegraaff twee dagen na zijn overlijden, op 16 september 1759, had gekocht. De legger van 1779 vermeldt de overboeking op naam van Maria Anna Fetmenger, weduwe van (Otto) Christoffel Molegraeff Juijn, en hun zoon Otto. In de legger van 1804-1805 is sprake van de overboeking op naam van Johannes Juijn, Rustend Predikant van Engelen. In 1821 lag de zerk in het noordtransept, op de plek waar Otto Juyn in 1759 werd begraven. Voor 1912 verhuisde hij naar de huidige plek.

Personen

 Fetmenger, Anna Maria
 Fetmenger, Johanna Margaretha
· zie ook: 314. Pieter Storm van ’s Gravesande, 1761
 Juijn, Johannes
Juyn, Otto † 14-9-1759
Molengraef Juyn, Christoffel
 Molengraef Juyn, Otto
Molengraef, Catharina

Legenda:
† begraven in de Sint-Jan
vet: hoofdbegravene.
Grafzerk    
 
Naam    
 
E-mail    
 
Reactie    
 
Verifcatie    
 
 

Uw browser ondersteunt geen Flash of bezit geen recente Flash versie