Bron: Foto RCE

 

78 Ludolf van Lintzenich, 1646


DETAILS |BESCHRIJVING|WAPENS|BIJZONDERHEDEN|GESCHIEDENIS|PERSONEN|REAGEER


huidige plaats    

in de noordelijke binnenzijbeuk van het schip, de vierde travee vanaf het westen, de middelste van de westelijke rij van drie zerken

locatie in 1821 volgens Martini (zie plattegrond)
maten 141 x 257 cm
steensoort maaskalksteen met witte aders
inscripties 


klik op de afbeelding om deze te vergroten.

Beschrijving

De zerk is nogal afgesleten en van het eerste gedeelte van de inscriptie zijn slechts enkele disparate letters te onderscheiden. De zerk, zonder rand, is in twee gedeelten verdeeld. Bovenin zien we in reliëf het uitvoerige wapen. Aan de bovenzijde zijn twee festoenen opgehangen vanuit een ring midden boven. Links en rechts hangen aan dubbele linten tweemaal twee wapenschilden. De onderhelft is een grote inscriptieplaat omgeven door uitvoerig bandwerk dat hoofdzakelijk bestaat uit voluten met middenboven een doodshoofd en middenonder een zandloper.

Wapens

Alliantiewapen echtpaar (2 schilden, vrouwswapen in ruitvorm): 1 een dwarsbalk, vergezeld van drie Sint-Andrieskruisen, boven twee en beneden een; 2 doorsneden; I een gekroonde gaande leeuw; II leeg. Beide schilden hangend aan een lint uit de helm komend, welk lint zich aan de buitenzijde van beide schilden voortzet en onder in het midden eindigt in kwasten. Helm. Dekkleden. Helmkroon: een kroon van drie bladeren en tweemaal drie parels. Helmteken: een zwaanshals, waaromheen gestrikt een das met daarom in de lengterichting de symboliek van het mannelijk wapen.
Kwartieren: 1 een dwarsbalk, vergezeld van drie Sint-Andrieskruisen, boven twee en beneden een [Van Lintzenich]; 2 een pot met twee oren en drie poten en een potklem, naast elkaar; 3 doorsneden; I een gekroonde gaande leeuw; II leeg [Back]; 4 een getand kruis, met in het eerste kwartier een zaadje of boon, waaruit aan beide zijden gebladerde takken opschieten [of twee gebladerde takjes uit een schijf] en in het vierde kwartier een gesteelde en gebladerde bloem.
Als we ervan uitgaan dat een van hun kleinkinderen een rouwbord had in de kerk 1., dan waren de kwartieren achtereenvolgens: 1 Lintzenich; 2 Duipengieter; 3 Back; 4 Raket.
In Hs 1709, 29.1 zijn afwijkingen te zien. Bij de kwartieren worden hier namen geplaatst.
Het vrouwswapen is: gedeeld; I een pot met twee oren en drie poten; II een potklem. Ook de volgorde van de kwartieren wijkt af: 1 een dwarsbalk, vergezeld van drie Sint-Andrieskruisen, boven twee en beneden een [Lintzenich]; 2 doorsneden; I een gekroonde gaande leeuw; II leeg [Back]; 3 gedeeld; I een pot met twee oren en drie poten; II een potklem [Drenckwater]; 4 een getand kruis, met in het eerste kwartier en vierde kwartier een hertsgewei en in het tweede en derde kwartier een schuinlinksstaande gesteelde en gebladerde bloem [Roquette].
Het hertsgewei is zonder de gebruikelijke schedel. De gegevens in Hs 1709 moeten fout zijn. De naam Back/Bax met het bijbehorende wapen zoals weergegeven op de tekening bij Smits kan alleen maar goed zijn. De kwartieren dienen zich bij dat gegeven aan te passen, al is de combinatie boven-boven (=manskwartieren) en beneden-beneden (= vrouwskwartieren) ook mogelijk.

Bijzonderheden

Ludolf van Lintzenich was een zoon van Ludolf van Lintzenich en Agnes Düppengiesser. Zijn huwelijk met Anna Bacx werd op 3 januari 1593 voltrokken in Dordrecht.
Hoe hij aan zijn posities in Den Bosch was gekomen, is vooralsnog niet duidelijk. In 1626 had hij een verzoek aan de Staten-Generaal gedaan om in een openbare functie te worden aangesteld. Kennelijk had hij enig krediet, want de Raad van State adviseerde zijn verzoek te honoreren zodra een geschikte post beschikbaar kwam, en hem in de tussentijd van enig onderhoud te voorzien. In juni werd hij aangesteld als controleur van commissaris-generaal Halewijn, die toezag op de schepen en schippers welke voor het land in krijgsdienst werden gebruikt. Lintzenich kreeg daarvoor een traktement van 500 gulden per jaar, alsmede een bedrag van 25 gulden voor iedere maand die hij te velde doorbracht. Zijn verzoek om te mogen resideren in Nijmegen – kennelijk zijn toenmalige woonplaats – werd afgewezen: hij diende zich in Den Haag te vestigen. De uitbetaling van zijn traktement verliep bovendien niet altijd voorspoedig, want in 1627 verzocht zijn echtgenote Anna Bacx bij de Staten-Generaal voor haar huishouden om de uitbetaling van de soldij van haar man en van haar zoon, diens secretaris.
Mogelijk was dat de op de zerk genoemde Laurens van Lintzenich, kapitein, hofrichter en rentmeester van de keurvorst van Brandenburg. Deze Laurens was omstreeks 1635 getrouwd met Petronella de Graaf. Uit dit huwelijk werden drie dochters geboren. De oudste was Anna Beatrix, in 1663 in eerste echt gehuwd met François van Beaumont, geboren in Dordrecht en wonend in Den Haag, waar hij advocaat was aan het Hof van Holland. Na zijn overlijden hertrouwde Anna Beatrix in 1669 met Bartolomeus van Beverwijck, ontvanger van de convooien en licenten te Maastricht. Haar jongere zus Margaretha, met wie zij in de Orthenstraat woonde, had kort voordien een broer van Bartolomeus getrouwd, namelijk Johan van Beverwijck, die dezelfde ontvangersfunctie vervulde, maar dan te Eindhoven. Anna Beatrix en Margaretha hadden een ongetrouwde zus Wilhelmina Henrietta van Lintzenich, die op 16 augustus 1679 in ’s-Hertogenbosch overleed, en van wie een rouwbord in de Sint-Jan hing. 2.

Geschiedenis

(Oud 317; Nieuw 450; Martini 78; Smits 42) *
In 1707 stond het graf op naam van Lensnicht. In 1724 bleek het eigendom te zijn geworden van de kinderen van vrouw … Lensnicht, echtgenote van de Hr Secretaris Beverwijk. Op 31 maart 1745 kwam het in bezit van Johan van Beeverwijck, kleinzoon van juffrouw van Lintsening. Hij was secretaris van Bergeijk. In de legger van 1752-1755 staat het graf op naam van laatstgenoemde Johan van Beverwijk en zijn broers Gijsbert en Boudewijn. In de legger van 1779 ontbreektde naam van Gijsbert. Verder worden in deze leggers de vier kinderen van de inmiddels overleden Johan van Beverwijk als rechthebbenden genoemd, te weten Gijsbertus Hermanus, Willem Hendrik, Jan en Cornelia Gertruij van Beverwijk, echtgenote van Jan de Leeuw. Ten slotte komen daar in de legger van 1804-1805 nog de kinderen van laatstgenoemde Jan van Beverwijk bij als bezitters van het graf, terwijl zijn zus Cornelia Gertruij niet meer wordt vermeld.
Op de plattegrond van Martini uit 1821 is de zerk terug te vinden in de noordelijke binnenzijbeuk van het schip, op de grens van de tweede en derde travee vanaf het westen.
Uit de locatieaanduidingen in de leggers blijkt dat de zerk hier in 1707 al lag. Gezien de overlijdensdata in de inscriptie mag aangenomen worden dat dit bij de eerste begrafenis in 1646 ook al het geval was. De zerk kwam ten laatste in 1912 op de huidige plek te liggen.

Personen

 Bacx, Anna
 Beaumont, François van
 Beeverwijck, Boudewijn van
 Beeverwijck, Cornelia Gertruij
 Beeverwijck, Gijsbert van
 Beeverwijck, Gijsbertus Hermanus van
 Beeverwijck, Jan van
 Beeverwijck, Johan van
 Beeverwijck, Willem Hendrik
 Beverwijck, Bartolomeus van
 Düppengiesse, Agnes
 Graaf, Petronella de
 Leeuw, Jan de (x C. G. van Beverwijck)
Lintzenich jr., Ludolf van † 23-10-1646
 Lintzenich sr., Ludolf van
 Lintzenich, Anna Beatrix van
Lintzenich, Laurens van
 Lintzenich, Margaretha de
 Lintzenich, Wilhelmina Henrietta van

Legenda:
† begraven in de Sint-Jan
vet: hoofdbegravene.
Grafzerk    
 
Naam    
 
E-mail    
 
Reactie    
 
Verifcatie    
 
 

Uw browser ondersteunt geen Flash of bezit geen recente Flash versie