Bron: Foto RCE
|
|
DETAILS |BESCHRIJVING|BIJZONDERHEDEN|GESCHIEDENIS|PERSONEN|REAGEER
huidige plaats | | in de zuidelijke kooromgang, de travee tegenover de tweede straalkapel vanaf het transept, ten noordwesten van de pijler die de tweede en derde straalkapel scheidt locatie in 1821 volgens Martini (zie plattegrond) | maten | | 151 x 262 cm | steensoort | | maaskalksteen | inscripties | | klik op de afbeelding om deze te vergroten.Het oppervlak van de zerk is op verschillende plaatsen beschadigd en vertoont vele putjes. Op de vierregelige tekst na is hij geheel leeg. Jan van Heurn is op 22 december 1677 in Rotterdam geboren als zoon van Frans van Heurn (1645-1705) en Maria Aemilius (1658-1748). Toen zijn vader in 1680 rentmeester werd van de geestelijke goederen in de Meierij, vestigde deze zich met zijn gezin in Den Bosch. Jan bezocht hier de Latijnse school en studeerde van 1696 tot 1700 rechten in Utrecht. In dat laatste jaar promoveerde hij in Leiden. Vervolgens was hij drie jaar advocaat in Den Haag, waarna hij in 1703 terugkeerde naar Den Bosch. Hij volgde zijn vader op als rentmeester van de geestelijke goederen. Ook kocht hij in 1703 het Bossche poorterschap, waardoor hij in 1704 schepen van de stad kon worden. Deze functie zou hij nadien nog driemaal vervullen. In 1707 werd hij kapitein-luitenant van de Oude Schuts. In 1708 werd hij leenman en in 1719 griffier van de Leen- en Tolkamer. Ook was hij vanaf 1708 rentmeester van het kapittel van Oirschot. In 1713/4 en 1714/5 was hij rentmeester van ’s-Hertogenbosch en van 1716 tot aan zijn dood secretaris van de stad. Daarnaast was hij rentmeester van de beden en ontvanger van de personele quotisatie. In 1709 was hij toegetreden tot de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap, in 1731 werd hij door zijn medebroeders verkozen tot proost. Mr. Jan van Heurn was in 1711 in Lingen gehuwd met Antonia Amelia, dochter van Johan Wolfsen en Elisabeth Geertruyt Aemilius. Haar vader was ambassadesecretaris in Zweden geweest, vervolgens resident van de Staten-Generaal aan het Portugese hof en daarna burgemeester van Zwolle en ontvanger van convooien en licenten aldaar. Het echtpaar Van Heurn liet tussen 1712 en 1720 zeven kinderen dopen in de Grote Kerk. Enkele van deze kinderen zijn op jonge leeftijd overleden. De zonen Jan Hendrik (1716-1793) en Frans (1717-1781) traden in de bestuurlijke voetsporen van hun vader. Jan Hendrik kwam al ter sprake bij zerk 437. Frans studeerde tegelijk met zijn oudere broer Jan Hendrik rechten in Utrecht. Hij volgde zijn vader op als rentmeester van het kapittel van Oirschot, was in 1744, 1748 en 1751 schepen van Den Bosch en van 1753 tot 1780 secretaris van de stad. Frans overleed in 1781 en had een eigen grafkelder in de Sint-Jan. De ingangssteen daarvan, die in de negentiende en het begin van de twintigste eeuw nog in de Sint-Jan lag, is tegenwoordig niet meer terug te vinden (zie verdwenen zerken, 522). Jan van Heurn stierf op 11 augustus 1741 en werd vijf dagen later in de Sint-Jan op het choor begraven. Zijn vrouw Antonia Amelia overleed op 29 oktober 1780 en werd in hetzelfde graf bijgezet. 1. (Oud 482; Nieuw 12, Martini 12; Smits 240) * De leggers van 1707 en 1724 spreken van een k. graf en een kercke sarck dogh beijde onbruijckbaer. Uit Hs 1709, 71.2 blijkt dat zij oorspronkelijk aan de kanunnik Johannes Kivits hadden toebehoord. In of kort voor 1741 kocht Jan van Heurn het graf en liet daarvan in juni van dat jaar, enkele maanden voor zijn dood, een dubbele kelder maken. 2. De oorspronkelijke inscriptie op de zerk zal toen verwijderd zijn ten gunste van de huidige. Op 12 april 1752 werd de kelder van Van Heurn overgeboekt op naam van zijn weduwe Antonia Emilia Wolfsen en hun zoons Johan Hendrik, Oud Schepen, en Frans van Heurn, regerend Schepen deeser Stad, en hun beider nazaten. Op 30 juni 1779 werd de kelder wederom op naam van Antonia Emilia en haar twee zoons geregistreerd. Op dat moment vervulde Johan Hendrik het ambt van schepen en was Frans secretaris van de stad. In de legger van 1804-1805 tot slot wordt de overboeking vermeld op naam van de Heer Professor Jan van Heurn (zie ook zerk 437), zoon van Johan Hendrik, en de kinderen en kleinkinderen van Frans van Heurn. Behalve de zerk van Jan van Heurn is ook de ingangssteen van de kelder bewaard gebleven (zie zerk 497). Martini situeerde de zerk en de ingangssteen in 1821 op het koor, in de derde travee vanaf het transept, enkele meters ten zuidoosten van de vierde noordelijke koorpijler, zeer waarschijnlijk de oorspronkelijke plek. In 1839, tijdens de vernieuwing van de vloer van het hoogkoor, werd hij verlegd. Of dat naar de huidige plek was, is niet zeker. Uiterlijk in 1912 kwam hij daar te liggen. De ingangssteen kwam elders in de kerk te liggen. | Aemilius, Elisabeth Geertruyt | | Aemilius, Maria | | Heurn, Frans van 1705 | | | | Heurn, Jan Hendrik van | | · zie ook: 437. Georg Ulrich Roemer, 1741
| | Heurn, Jan van 11-8-1741 | | · zie ook: 437. Georg Ulrich Roemer, 1741
| | · zie ook: 497. Jan van Heurn, 1741
| | | | Kivits, Johannes | | | | Wolfsen, Antonia Emilia | | · zie ook: 437. Georg Ulrich Roemer, 1741
| | Wolfsen, Johan | Legenda: begraven in de Sint-Jan vet: hoofdbegravene.
|