Bron: Foto RCE

 

382 Joest Roeversz., 16de eeuw


DETAILS |BESCHRIJVING|WAPENS|BIJZONDERHEDEN|GESCHIEDENIS|PERSONEN|REAGEER


huidige plaats    

in de noordelijke buitenzijbeuk van het koor, de tweede travee vanaf het transept, de noordelijke van de westelijke rij van twee zerken

locatie in 1821 volgens Martini (zie plattegrond)
maten 114 x 191 cm
steensoort hardsteen
inscripties 


klik op de afbeelding om deze te vergroten.

Beschrijving

De zerk is sterk afgesleten. Niet alleen van de oorspronkelijke inscriptie is veel verloren gegaan, ook van de twee wapenschilden en hun omkadering is niet veel meer te zien. De hoekvierpassen zijn eveneens ten zeerste afgesleten.
De zerk heeft een tekstband die op de hoeken wordt onderbroken door vierpassen met daarin de evangelistensymbolen. In het midden van de zerk zijn nog de sporen te zien van een bladkrans die bijeen wordt gehouden door vier banden met daartussen nog vier rozetten. De bladkrans zelf zal eerder hebben bestaan uit drie rijen bladeren dan uit twee rijen bladeren rond een binnenstaak zoals de tekening van Van Valkenburg lijkt te suggereren. Een min of meer vergelijkbare bladkrans is te zien op zerk 167.

Wapens

Alliantiewapen echtpaar (2 schilden): 1 een hand- of huismerk; 2 een driekantige eg, vergezeld rechts- en linksboven van twee beschadigde initialen.
Het hand- of huismerk bestaat uit een 4, waarvan de verlengde paal staat op een omgekeerde V die is gecombineerd met een V en de verlengde dwarbalk van de 4 vermoedelijk eindigend in een kruk.
Hs 1709, 173.1 geeft de wapens nog volledig weer. Het hand- of huismerk bestaat hier uit een 4 staande op een omgekeerde V die is gecombineerd met een V, met op de linkerpoot ervan de letter R, en de verlengde dwarbalk van de 4 eindigend in een kruk. De R zal voor Roevers staan.
Ook de initialen in het wapen van de vrouw zijn hier nog te lezen: rechts- en linksboven naast de eg de letters E en R en onder de eg een B, staande voor Engelken, Roevers en Bouwen.

Bijzonderheden

Handschoenmaker Rover Goyaert Rovers werd op 30 september 1485 poorter van ’s-Hertogenbosch. Tijdens de eerste drie decennia van de zestiende eeuw pachtte hij de inning van een groot aantal stedelijke accijnzen van het stadsbestuur. Uit zijn huwelijk met Dircxken N. stammen onder anderen een dochter Anna († 1580/1), die bij de clarissen intrad; een dochter Yda († 1552/3), die trouwde met Gerit Everswyn en die de moeder was van de latere schepen Reynier Everswyn; en een zoon Joost Rovers, die op deze zerk staat vermeld. Deze Joost behoort in de belastinglijsten van het midden van de zestiende eeuw tot de 13% hoogst aangeslagenen. Hij was getrouwd met Engelken, dochter van Bouwen Jan Andries (van Berlicum) en Jenneken van Loon. Haar ouders liggen elders in de Sint-Jan begraven (zie zerk 405). Nadat zij vier kinderen ter wereld had gebracht, overleed Engelken op jonge leeftijd op 21 februari 1538 (de datering op de zerk is in paasstijl). Joost is later hertrouwd, de naam van zijn tweede vrouw is onbekend. Wanneer hij is overleden weten we evenmin: op de zerk is zijn overlijdensdatum niet ingevuld. In februari 1567 machtigt hij nog een aantal personen om namens hem een proces te voeren voor de schepenen van de stad Gennep. 1.
Ruim twee eeuwen later is de naam Johannes Jungius aan deze steen toegevoegd. Jungius was huisonderwijzer van de drie zonen van de Utrechtse hoogleraar Burman. Toen die kinderen aan de Leidse universiteit gingen studeren begeleidde Jungius hen, hij schreef zich daar in 1719 in als Hancevico-Markevetensis, 26 jaar oud. Welke plaats hiermee wordt bedoeld is onduidelijk, in ieder geval was Jungius van Duitse afkomst. Zijn zuster en de kinderen van een overleden broer en zuster, die hij in zijn testament van 1758 als erfgenamen aanwees, woonden in Hanau en Rodheim vor der Höhe. Lang verbleef hij niet in Leiden, al begin 1720 werd hij rector van de Latijnse school in Venlo. Vanaf 1730 vervulde hij dezelfde functie in Kampen (1730) en vanaf 1736 tot aan zijn dood was hij rector van de Latijnse school van ’s-Hertogenbosch. In 1746 kreeg hij bovendien de waardigheid van hoogleraar in de retorica. Jungius was een pedagoog in hart en nieren, naast zijn werk op de school gaf hij ook veel particuliere instructien aan leerlingen die bij hem thuis in de kost waren. Oud-leerlingen als Joan Derk van der Capellen tot den Pol (1741-1784, auteur van het pamflet Aan het volk van Nederland) en Boudewijn Donker Curtius (1746-1832) herinnerden hun oude rector in lovende bewoordingen. Donker Curtius noemt hem ‘een groot Romein’ en herinnert zich hoe hij ‘doorgaans in eenen kalaminken japon en een zeer groote gepoederde pruik’ de klas betrad. Dat de alumni van de Bossche school in die tijd alom bekend stonden als ‘vlugge latinisten’ mag zeker aan zijn pedagogisch werk worden toegeschreven. Jungius was getrouwd met Helena Jacquet of Jacquetwood, die op 29 juli 1752 in de Sint-Jan werd begraven. Jungius zelf overleed op 23 mei 1764. Als curator van zijn nalatenschap trad zijn neef Coenradus Ludovicus Jungius op, van 1746 tot 1761 rector van de Latijnse school te Amersfoort en daarna als advocaat gevestigd te Amsterdam. 2.

Geschiedenis

(Oud 383B/?; Nieuw 91; Martini 174; Smits 163) *
Het graf was in 1707 eigendom van de kerk. Op 20 februari 1752 werd het verkocht aan Johannes Jungius, Professor en Rector der Latijnse Scholen alhier. Hij zal het graf gekocht hebben met het oog op de naderende dood van zijn echtgenote Helena Jacquet, die iets meer dan vier maanden later overleed. Nadat hijzelf in 1764 was overleden kwam het graf opnieuw in het bezit van de kerk.
De plattegrond van Martini uit 1821 toont de zerk in de noordelijke binnenzijbeuk van het koor, in de tweede travee vanaf het transept, enkele meters ten zuidwesten van de derde middenpijler. Hier lag hij zeker al vanaf begin achttiende eeuw. Tussen 1821 en 1912 werd hij in de viering gelegd, enkele meters ten zuidwesten van de noordoostelijke vieringpijler. Toen in 1983 het nieuwe liturgisch centrum werd gebouwd, volgde een verplaatsing naar de huidige plek.

Personen

Berlicum, Engelken van
· zie ook: 405. Bouwen Jansz. de Cremer, 1526
 Burman, N.N.
 Capellen tot den Pol, Joan Derk van der
 Cremer, Bouwen Jansz. de
· zie ook: 405. Bouwen Jansz. de Cremer, 1526
 Donker Curtius, Boudewijn
· zie ook: 287. Johannes Philippus van Eys, 1777
 Everswijn, Gerit
· zie ook: 179. David Everswijn, 1610
 Everswijn, Reynier
· zie ook: 179. David Everswijn, 1610
Jacquet, Helena
 Jungius, Coenradus Ludovicus
Jungius, Johannes
 Loon, Johanna van
· zie ook: 405. Bouwen Jansz. de Cremer, 1526
 N.N., Dircxken
Roeversz., Joest
· zie ook: 405. Bouwen Jansz. de Cremer, 1526
 Rovers, Anna
 Rovers, Rover Goyaert
 Rovers, Yda

Legenda:
† begraven in de Sint-Jan
vet: hoofdbegravene.
Grafzerk    
 
Naam    
 
E-mail    
 
Reactie    
 
Verifcatie    
 
 

Uw browser ondersteunt geen Flash of bezit geen recente Flash versie