Bron: Foto RCE
|
|
175 Johan van Campen, 1692
|
|
DETAILS |BESCHRIJVING|BIJZONDERHEDEN|GESCHIEDENIS|PERSONEN|REAGEER
huidige plaats | | in de zuidelijke binnenzijbeuk van het schip, de derde travee vanaf het transept, de oostelijke zerk van de middelste rij van twee zerken locatie in 1821 volgens Martini (zie plattegrond) | maten | | 147 x 258 cm | steensoort | | maaskalksteen met witte aders | inscripties | | klik op de afbeelding om deze te vergroten.Het betreft een zuivere inscriptiezerk zonder enige versiering. Er is alleen de achtregelige inscriptie op het middengedeelte van de zerk. De bovenhelft en het ondergedeelte zijn leeg gebleven. Johan van Campen was de natuurlijke, maar gelegitimeerde zoon van Ghuiliam Van Campen bij Maria Notten (zie zerk 171 en stamboom aldaar). Johan was evenals zijn vader notaris en procureur in ’s-Hertogenbosch en volgde deze op als heer van Bijsterveld te Oirschot. Vanaf 1678 fungeerde Johan van Campen tevens als rentmeester van het Groot Begijnhof aan de voet van de Sint-Jan, een taak die na zijn overlijden werd overgenomen door zijn zoon Guilliam, notaris en procureur zoals zijn vader en grootvader voor hem. De naam van Johan van Campen is ook te vinden op een lijst van de ruim 200 meest welgestelde inwoners van de stad, die in 1687 door het stadsbestuur was opgesteld. Dat is niet verwonderlijk, want Johan van Campen maakte deel uit van een netwerk – waartoe ook zijn vader, zijn schoonvader en zijn zoon behoorden – dat op verschillende manieren was betrokken bij belastingheffing en openbare financiën, zoals ook al werd opgemerkt in de toelichting bij de zerk van zijn vader Guilliam van Campen. Zo behoorden Johan van Campen en zijn verwanten tot de belangrijkste pachters van de gemene middelen in de meierij. Daarnaast bekleedden zij openbare functies. Johan van Campen was bijvoorbeeld in 1682 door de Raad van State benoemd tot deurwaarder, belast met fiscale zaken. In een oorkonde uit 1687 wordt hij aangeduid als substituut-rentmeester van de domeinen. In 1679 kocht Johan van Campen het huis dat later ‘Veghels Lust’ zou worden genoemd en dat was gelegen Achter het Wild Varken. Uit zijn huwelijk, op 25 mei 1664 gesloten met Maria Adams Boons, afkomstig uit Woensel, werden drie kinderen geboren, van wie Gertrudis (1674) vermoedelijk al weer jong overleed. Zo bleven zijn zoon Guilliam (1669) en een dochter Catharina (1672) over. Begin 1703 werd deze laatste ziek en wel zodanig dat voor haar leven werd gevreesd. In de nacht van 23 op 24 januari kwam de notaris om haar testament op te maken. Daarin liet Catharina haar bezittingen na aan haar moeder Maria Boons. Na haar moeders overlijden zou haar broer Guilliam het vruchtgebruik krijgen, maar als uiteindelijk erfgenaam benoemde zij de negen Blokken van de stad, die de zorg voor de zogeheten huisarmen droegen. Catharina overleefde echter en toen zij uiteindelijk in 1745 kinderloos overleed, vele jaren na de dood van zowel haar moeder als haar eveneens kinderloze broer, en met achterlating van een voor die tijd indrukwekkend vermogen van om en nabij de 75.000 gulden, was haar testament kennelijk in vergetelheid geraakt. Haar nalatenschap werd tenminste verdeeld door enkele achterneven en -nichten. Pas zeven jaar na haar overlijden kwam het testament alsnog boven water. In het besef dat hun door de verdeling van de nalatenschap onder enkele verre verwanten een fortuin was onthouden, begonnen de negen Blokken voor de Raad van Brabant een procedure. De rechtszaak bleek voer voor juristen, mede door enkele interne tegenstrijdigheden in het testament. Maar in 1755, dat wil zeggen drie jaar na het begin van de procedure, tien jaar na het overlijden van Catharina van Campen en 52 jaar na het opmaken van haar testament, besliste de Raad alsnog ten gunste van de negen Blokken. Die kregen zodoende ook de beschikking over het Groot Bijsterveld in Oirschot, het leengoed dat door Johan van Campen was geërfd van zijn vader Guilliam en dat nu door de Blokken werd verkocht aan Lodewijk Sweerts de Landas, heer van Oirschot en Best. 1. (Oud 430; Nieuw 307; Martini 28; Smits 107) * In 1707 stond het graf op naam van Johan van Campen. De legger van 1724 vermeldt de overboeking van het graf op naam van Guiliam en Catharina van Campen. Nadien, nog in de eerste helft van de achttiende eeuw, verviel het aan de kerk. Volgens de plattegrond van Martini lag de zerk in 1821 in de viering van de kerk. Ook de leggers geven een plaats aan in dit gedeelte van de kerk. Vermoedelijk tijdens grootscheepse zerkverplaatsingen in 1893, maar in ieder geval nog vóór 1912, werd de zerk naar de huidige locatie overgebracht. | Boons, Maria Adams | | Campen, Catharina van | | Campen, Gertrudis van | | Campen, Ghiliam van 1687 | | · zie ook: 171. Ghiliam van Campen, 1687
| | · zie ook: 455. Paulus Eckringa, 1793
| | Campen, Guilliam van 1725 | | Campen, Johan van 20-9-1692 | | · zie ook: 171. Ghiliam van Campen, 1687
| | Notten, Maria | | · zie ook: 171. Ghiliam van Campen, 1687
| | Sweerts de Landas, Lodewijk | Legenda: begraven in de Sint-Jan vet: hoofdbegravene.
|