AARTSDIAKEN |
|
geestelijke die de bisschop vertegenwoordigt en bijstaat in een bepaald deel van het bisdom, het aartsdiakenaat |
ABACUS (mv. abaci) |
|
dekplaat op het kapiteel van een zuil |
ADJUTOR |
|
hulpbisschop |
ALBE |
|
liturgisch ondergewaad van een priester |
ALLIANTIEWAPEN |
|
huwelijkswapen waarin het wapen van de man en dat van de vrouw al dan niet in één schild verenigd zijn, in principe onder het helmteken en dek- of helmkleed van de man |
AMICT |
|
doek die een priester draagt over hals en schouders onder de albe |
ANNIVERSARIUM |
|
jaardienst voor een overledene |
APOSTOLISCH ADMINISTRATOR |
|
bestuurder van een bisdom in geval van een sede vacante, het ontbreken van een bisschop |
APOSTOLISCH PROTONOTARIUS |
|
hoogste erefunctie die de paus aan verdienstelijke priesters kan verlenen |
APOSTOLISCH VICARIS |
|
bestuurder van een bisdom die niet op eigen gezag handelt zoals een bisschop, maar op gezag van de paus |
ARCADE |
|
boog die rust op pijlers of zuilen |
ARCHITRAAF |
|
horizontale balk die op kapitelen rust |
ARMOSIJN |
|
zijdeachtige stof |
AUDITEUR MILITAIR |
|
openbare aanklager bij een militaire rechtbank |
AURIFRISIA |
|
rijkversierde verticale boorden langs de opening van een koorkap (priestermantel voor plechtige vieringen) |
BALDAKIJN |
|
dak (hemel) boven een troon, altaar of beeld |
BARENSTEEL |
|
verkorte smalle dwarsbalk met drie of meer hangers, in de bovenhelft van een schild over de andere figuren heen geplaatst |
BASTIONARIUS |
|
roededrager; gerechtelijk ambtenaar van het kapittel of een andere geestelijke organisatie |
BENEFICIE |
|
een kerkelijke functie waar inkomsten aan verbonden zijn |
BLOKMEESTER |
|
bestuurder van een wijk (blok) |
BRAKSHOND |
|
soort jachthond |
BRODSIE |
|
kostbare sierspeld |
CARTOUCHE |
|
sierveld met lijst van rolwerk |
COLLATOR |
|
iemand die studiebeurzen mag begeven |
COMMIES |
|
ambtenaar, klerk |
CONSISTORIE |
|
kerkenraad |
CONVENTUAAL |
|
kloosterbroeder |
CONVOOIEN |
|
invoerrechten |
CREMER |
|
zie kramer |
DEKEN |
|
hoofd van een kapittel |
DEKKLEED |
|
afhangend kleed over de helm (zie: helm) |
DIAKEN |
|
geestelijke die zes van de zeven wijdingen tot priester heeft ontvangen |
DINGBANK |
|
rechtbank |
DRAPENIER |
|
vervaardiger van lakens |
DRIEPAS |
|
gotisch geometrisch motief van drie elkaar rakende gelijke cirkelbogen |
DROOGSCHEERDER |
|
iemand die het laken glad ‘scheert’, door de uitstekende vezels met een grote schaar weg te knippen |
DROSSAARD |
|
bestuursambtenaar die een gebied bestuurt dat niet gemeentelijk ingedeeld is |
EPITAAF |
|
grafschrift |
ERFCIJNS |
|
bedrag in geld of natura dat ieder jaar op de cijnsdag moet worden betaald voor het gebruik van een goed |
EVANGELISTENSYMBOLEN |
|
symbolische afbeeldingen van de evangelisten Matteus (engel of mens), Marcus (leeuw), Johannes (adelaar) en Lucas (stier) |
EVICTIESCHRIJVER |
|
klerk op de secretarie |
FABRIEKMEESTER |
|
bestuurder van de fabriek van een kerk of kapel (zie ook: kerkfabriek) |
FESTOEN |
|
snoer van lofwerk, guirlandes, bladeren, bloemen en vruchten ter versiering |
FRONTON |
|
driehoekige of segmentvormige bekroning van een gevel, venster of ingang, bestaande uit een timpaan, gevat in geprofileerd lijstwerk |
GECANNELEERD |
|
van cannelures (groeven) voorzien |
GEKNOT (VOGELTJE) |
|
zonder poten voorgesteld |
GERFKAMER |
|
sacristie |
GEWANDSNIJDER |
|
lakenhandelaar |
GOEDE MAN |
|
verantwoordelijke voor de stedelijke financiën |
GRIFFIER |
|
secretaris van een college |
GROENROEDE |
|
gerechtelijke bode |
HANDMERK |
|
teken ter vervanging van een handtekening |
HEILIGE GEESTMEESTER |
|
hoogste bestuurder van de Tafel van de Heilige Geest, ofwel het Geefhuis, stedelijke instelling voor armenzorg |
HELM |
|
afbeelding van een ridderhelm boven het wapenschild |
HELMTEKEN |
|
boven op de helm geplaatste figuur die het kenmerkend teken van het geslacht is |
HOGEL |
|
gotisch ornament, op regelmatige afstand langs pinakels, kleine hoektorens, portalen en luchtbogen, in de vorm van een blad dat als een slakkenhuis ineendraait |
HUISMERK |
|
eigendoms- of onderscheidingsteken, als handtekening dienend |
IMPOST |
|
belasting op verbruikszaken; kunsthistorisch: geprofileerde plaat, geplaatst op de abacus van een kapiteel |
INGEBIEDER |
|
rechterlijke functionaris die personen van buiten de stad kon verplichten zich voor de stedelijke schepenbank te komen verantwoorden. Hij had als ambtsteken een rode roede en bereed een wit paard |
INTRADOS |
|
het binnen- of ondervlak van een boog of gewelf |
KANDELABER |
|
kroonluchter, kroonkandelaar |
KANUNNIK |
|
geestelijke, lid van het kapittel, verantwoordelijk voor het zingen van het koorgebed en mede voor het bestuur van de parochie |
KANUNNIKSDIJ |
|
ambt van een kanunnik |
KAPITEEL |
|
bovenste deel van een zuil |
KERKFABRIEK |
|
instelling die de materiële middelen van een parochie beheert |
KOOROMGANG |
|
wandelgang rondom de absis van het koor, toegang gevend tot de straalkapellen |
KORENMETER |
|
ambtenaar die in opdracht van de stad de hoeveelheid verhandeld koren controleert |
KRAMER |
|
(reizende) koopman |
KUIPER |
|
vaten- of tonnenmaker |
KWARTIER |
|
elk van de vier gedeelten van een wapenschild |
LANDDROST |
|
zie drossaard |
LEGGER |
|
naam van sommige openbare registers |
LICENTEN |
|
uit- en doorvoerrechten |
LOODSMEESTER |
|
eerstverantwoordelijke voor de werkzaamheden rond bouw of onderhoud van de kerk |
MANIPEL |
|
doek die door een priester tijdens het opdragen van de mis over zijn linkerarm wordt gedragen |
MIDDENBEUK |
|
de middelste van drie, of vijf, beuken van het schip van de kerk |
MERLET |
|
vogeltje zonder bek of poten |
MORGEN |
|
oude landmaat (zoveel als men op één morgen kan ploegen) |
NECROLOGIUM |
|
lijst van sterfdagen van mensen die men wil eren of gedenken |
NESTELMAKER |
|
vervaardiger van nestels. Een nestel is een koord, veter, riem of rijgsnoer, waarvan het eind gesloten wordt door een malie, een klein kapje van koper, zodat het gemakkelijk door een opening kan worden gehaald |
NIEUWJAARSSTIJL |
|
in deze jaarstijl begint het nieuwe jaar op Nieuwjaar (1 januari) |
OBITUARIUM |
|
boek met overzicht van overledenen |
OFFICIAAL |
|
priester die aan het hoofd staat van de rechtbank van een bisdom |
OFFICIANT |
|
priester die de mis opdraagt |
OLIESLAGER |
|
vervaardiger van olie |
PAALMEESTER |
|
ambtenaar, belast met het vaststellen van de grenzen tussen eigendommen |
PAASSTIJL |
|
in deze jaarstijl begint het nieuwe jaar op paaszaterdag (in Brabant op Goede Vrijdag). In 1575 werd deze jaarstijl in de Zuidelijke Nederlanden vervangen door de Nieuwjaarsstijl |
PENSIONARIS |
|
stadsadvocaat, rechtsgeleerde raadsman van de stedelijke regering |
PLEBAAN |
|
pastoor van een bisschopskerk die tevens parochiekerk is |
PLEITMAKER |
|
scheepsbouwer van pleiten, lange platte schepen voor de binnenvaart |
POORTER |
|
persoon die door geboorte of koop het volwaardige burgerrecht van een stad bezat |
POSTAMENT |
|
voetstuk (van een zuil, beeld) |
PREBENDE |
|
inkomsten uit kerkelijke goederen toegekend ana een geestelijke als vergoeding voor verrichte diensten |
PROOST |
|
in het kader van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap: bestuurder van de Broederschap |
PROTONOTARIUS |
|
lid van een college te Rome, bestaande uit hoge geestelijken, die de leiding hebben over alle zaken betreffende het pausdom en de kerk |
PROVISOR |
|
bestuurder van een instelling |
PROVOOST |
|
opzichter van orde en tucht in een legerplaats |
PUTTO (mv. putti) |
|
beeld van een naakt kinderfiguurtje (engeltje) met een decoratieve of allegorische betekenis |
RAAD VAN BEROERTEN |
|
een bijzondere rechtbank, ingesteld in 1567 door de hertog van Alva, met als doel iedereen te vonnissen die op één of andere manier had deelgenomen aan de troebelen (Beeldenstorm) van 1566-1567 |
RAAD VAN DE STAD |
|
oud-schepen van de stad, maakte deel uit van het tweede lid van de stadsregering |
SCHANSMEESTER |
|
Verantwoordelijk voor de staat van de vestingwerken |
SCHELPNIS |
|
uitholling in de wand, in de vorm van een schelp, bestemd om daarin iets te plaatsen (bijv. een beeld) |
SCHIP |
|
De romp van een kerkgebouw, meestal bestaande uit een middenbeuk, geflankeerd door zijbeuken |
SCHOUT |
|
hoogste vertegenwoordiger van het landsheerlijk gezag in de stad (laagschout) en de meierij (hoogschout) |
SCHUINKRUIS |
|
X-vormig kruis (Sint-Andrieskruis) |
SERVYSMEESTER |
|
inkwartieringsambtenaar |
SIGILLIFER |
|
zegelaar |
STADHOUDER |
|
plaatsvervanger, bijvoorbeeld van de schout |
STADSPENSIONARIS |
|
raadgevend advocaat bij de stedelijke regeringen in de Republiek der Nederlanden |
STRAALKAPEL |
|
elk der kapellen, die als een krans het kooreinde van romaanse en gotische kerken omgeven |
SUPERPLIE |
|
priestergewaad, gedragen bij liturgische handelingen |
TANDLIJST |
|
een serie van kleine ornamentale uitstekende tandachtige blokjes |
TIENDE |
|
evenredig, meestal tiende gedeelte van de voortbrengselen (bijv. veldgewas) dat men geregeld aan degene wiens grond men in gebruik had moest opbrengen |
TIMPAAN |
|
het in een fronton besloten, meestal versierde gevelveld |
TOOT |
|
spits toelopend einde |
TRACERING |
|
vlechting van metselwerk tot een decoratieve vulling, opengewerkt of gesloten |
TRANSEPT |
|
loodrecht op de lengteas van een kerk gericht bouwdeel |
TRANSI-FIGUUR |
|
afbeelding van (een gedeelte van) een skelet, bedoeld om op allegorische wijze de vergankelijkheid van het aardse leven te verbeelden |
TRAVEE |
|
ruimtelijk deel van een gebouw (kerk) dat precies gelijk wordt herhaald in de richting van de lengteas |
VAANDRIG |
|
vaandeldrager |
VAIR |
|
heraldische voorstelling van een bepaald kostbaar bontwerk |
VEELPAS |
|
gotisch geometrisch motief van een aantal gelijke cirkelbogen die elkaar met de uiteinden raken |
VENDUMEESTER |
|
veilingmeester |
VICARIS |
|
plaatsvervanger, iemand die een (kerkelijk) ambt of bediening waarneemt voor de eigenlijke titularis |
VIERING |
|
door kruising van schip en dwarsschip gevormde ruimte |
VIERPAS |
|
gotisch geometrisch motief van vier elkaar rakende gelijke cirkelbogen |
VOLUUT |
|
spiraalvormig versieringsonderdeel bij kapitelen |
WIJNROEDER |
|
ambtenaar die de inhoud van wijnvaten controleert ter bepaling van de accijns |
WIJNTAVERNIER |
|
herbergier die wijn verkoopt |
ZEEMTOUWER |
|
bereider van zeemleer |
ZEEPZIEDER |
|
bereider van zeep (uit natuurlijke vetstoffen) |
ZIJBEUKEN |
|
de delen van het kerkgebouw die evenwijdig lopen aan de middenbeuk |
ZWAARDVEGER |
|
wapensmid |