huidige plaats | | in de noordelijke binnenzijbeuk van het schip, de tweede travee vanaf het transept, de zuidelijke zerk van de westelijke rij van drie zerken locatie in 1821 volgens Martini (zie plattegrond) |
maten | | 114 x 231 cm |
steensoort | | maaskalksteen |
inscripties | |
klik op de afbeelding om deze te vergroten.De zerk is ten zeerste afgesleten. Van de inscriptie zijn nog slechts enkele letters, aan de rechterzijde, te ontwaren en van de priesterfiguur zijn niet meer dan enkele contouren en verdiepingen in het oppervlak waar te nemen.
Oorspronkelijk betrof het hier een zerk met een tekstband met vierpassen op de hoeken en daarbinnen de figuur van een priester met de handen op de borst en daarboven een kelk met hostie. Zijn hoofd lag op een kussen dat was weergegeven tegen een schelpnis onder een gedrukte boog, die op zuilen rustte met postamenten en kapitelen.
Dirck Kievit, afkomstig uit Asten, was een natuurlijke zoon van de priester Jan Kievit en werd in 1498 gewettigd. Hij was intussen in de voetsporen van zijn vader getreden. Bronnen uit 1478/9 vermelden hem als priester in Oss, in 1485 is hij actief in Kessel. Vanaf 1495/6 wordt hij ook in Den Dungen vermeld, in 1507 is hij in de Dungense kapel bedienaar van het Maria-altaar. Intussen had hij ook het beneficie van het Christophorusaltaar in de Bossche Sint-Jan verworven. In 1510 bediende hij bovendien het altaar van Maria, Catharina, Barbara en Agatha in de Corneliskapel aan de Vughterdijk. Hij was in 1478/9 gewoon lid geworden van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap. Hij bezat goederen en cijnzen in Lithoijen, Kessel, Den Dungen, Boxtel, Vught, Oirschot, Rosmalen en ’s-Hertogenbosch. Heer Dirck werd bij het Christophorusaltaar in de Sint-Jan begraven (zie plattegrond altaren nr. 36). 1.
(Oud 341; Nieuw 431; Martini 96; Smits 57) *
In de twee oudste leggers staat het graf van Dirck Kievit samen met vier andere graven genoteerd in een groepje van vijf Kerke gravten. Uit een toevoeging in de legger van 1724 blijkt dat het graf in 1738 werd verkocht aan Roelandina Honesta Elzevier. Zij was de weduwe van de predikant Nicolaes Backerus Bopp. De legger van 1752-1755 vermeldt de overboeking op naam van Willem Bopp, out Schepen en Raad dezer Stad, en die van 1779 op naam van diens dochter Wilhelmina Elisabeth Bopp. Zij was de echtgenote van Alexander Willem van Hoecke. Ook in de legger van 1804-1805 wordt zij als eigenaresse van het graf genoemd. Haar echtgenoot was toen inmiddels overleden.
In 1821 lag de zerk in de noordelijke binnenzijbeuk van het schip, in de derde travee vanaf het transept. De zerk bevond zich daarmee in de buurt van de locatie waar in 1532 het altaar van Sint-Christophorus had gestaan. Aangezien Dirck Kievit in de buurt van dit altaar werd begraven, mag aangenomen worden dat de zerk tussen 1532 en 1821 niet werd verplaatst. Tegenwoordig ligt de zerk slechts enkele meters ten westen van de plek die Martini aanwees. Hij werd ten laatste in 1912 daar gelegd.
| Bopp, Nicolaes Backerus |
| Bopp, Wilhelmina Elisabeth |
| Bopp, Willem |
| Elzevier, Roelandina Honesta |
| Hoecke, Alexander Willem van |
| Kievit, Dirck 31-3-1532 |
| Kievit, Jan |
Legenda: begraven in de Sint-Jan
vet: hoofdbegravene.