Bron: Foto RCE
|
|
67 Goessen van Brecht, 1518
|
|
DETAILS |BESCHRIJVING|WAPENS|BIJZONDERHEDEN|GESCHIEDENIS|PERSONEN|REAGEER
huidige plaats | | in de noordelijke binnenzijbeuk van het schip, de tweede travee vanaf het westen, tussen de eerste en tweede vrijstaande pijler van de schiparcade locatie in 1821 volgens Martini (zie plattegrond) | maten | | 206 x 360 cm | steensoort | | maaskalksteen | inscripties | | klik op de afbeelding om deze te vergroten.De opvallend grote zerk is sterk afgesleten en vertoont aan de linkerbovenzijde bovendien grove oppervlaktebeschadigingen. Van de vierpas voor het wapen is slechts aan de onder- en rechterzijde de rand te zien. Onder het hoofdwapen bevond zich vroeger nog een cirkel die was opgevuld met een tweede schuinhangend wapen. Hiervan, en van het helmteken, zijn nu nog alleen vage aanduidingen te ontwaren. De inscriptie bevindt zich in een tekstband, die op de hoeken vroeger werd doorbroken door vierpassen, mogelijk met wapenschildjes. Alleen van de vierpas linksonder is nu nog een enkel lijntje zichtbaar. Twee wapenschilden: Bovenaan: Een omgewende leeuw; over alles heen een van twee rijen geschaakte linkerschuinbalk. Het schild hangend aan een lint uit de helm komend. Helm. Dekkleden. Helmkroon: een kroon van drie bladeren en twee parels. Helmteken: een uitkomende omgewende leeuw [Van Brecht]. De auteur van het handschrift 1709 geeft het wapenschild Van Brecht in de juiste stand weer en niet in spiegelbeeld zoals op de zerk, vergelijk het wapen op zerk 137. Het wapen van het tweede schild is bekend uit Hs 1709, 74.1: drie molenijzers (2,1) [De Roever]. Helm. Dekkleden. Helmkroonvan drie bladeren en tweemaal drie parels. Helmteken: een boomstronk of hoge, boven geopende muts die aansluit op de erboven staande vierpas. Goessen van Brecht is een zoon van Jan van Brecht, heer van Diegem, en Dircxken Goyarts die Lu. Goessen was tussen 1483 en 1515 achtmaal schepen en in 1494 burgemeester van ’s-Hertogenbosch. Verder vinden we hem vermeld als kastelein van Heeswijk en leenman van de abt van Echternach. Goessen bezat een pand aan de Wolvenhoek en behoort in de zettingslijsten van begin zestiende eeuw tot de 2 % hoogst aangeslagen Bosschenaren. Hij was getrouwd met Johanna († 1510), een dochter van de Bossche schepen Marcelis Stamelaert van Uden. Zij moet de moeder zijn geweest van Jan van Brecht, viermaal schepen tussen 1523 en 1527, vanaf 1530 laagschout en vanaf 1535 tot kort voor zijn dood in 1558 ook hoogschout van ’s-Hertogenbosch. Goessen had ook enkele natuurlijke kinderen. Zijn natuurlijke dochter Johanna huwde de Bossche stadssecretaris, griffier en schepen Marten de Greve. Na de dood van zijn eerste vrouw hertrouwde Goessen met Elisabeth Anthonis van Wyfliet, vrouwe van Hagoort en weduwe van Aert Collaert de Wilde. Elisabeth overleed in 1537 of 1538 en werd in de Sint-Jan begraven bij het altaar van Sint-Adriaan (zie plattegrond altaren nr. 44). 1. De tweede persoon vermeld op deze grafsteen, Geerlinck die Roever, was een zoon van Emond die Roever en Dircxken van Beerse. Tussen 1503 en 1521 was hij viermaal schepen van ’s-Hertogenbosch. Hij was in 1503 kastelein van het kasteel van Heeswijk. In 1514 was hij als bouwmeester betrokken bij de bouw van een stadsmuur op het Hinthamereind. Hij bezat het goed de Honshoornik te Middelrode. Geerlinck was getrouwd met Gertruyt Herberts Hals. Bij haar was hij vader van onder anderen Dircxken, die achtereenvolgens was getrouwd met Willem van IJsselsteijn, een natuurlijke zoon van Frederik, graaf van Buren, daarna met Adam van Nispen en ten slotte met ridder Hercules van Edingen, heer van Kestergat, in 1538 schepen van ’s-Hertogenbosch en later schepen van Brussel. Op 9 september 1524 maakte Geerlinck, ziek te bed liggend in zijn woonhuis aan de Papenhulst, zijn testament. Diezelfde dag stierf hij. Zijn vrouw overleefde hem enkele jaren en overleed in 1534 of 1535. 2. (Oud 325; Nieuw 439; Martini 81; Smits 17) * in 1707 stond het graf te boek als t’ graft van Schout bregt. Ook in de legger van 1724 wordt deze naam genoemd. In de overige leggers ontbreken de gegevens. Hieruit blijkt dat het graf tussen 1724 en 1752 eigendom was geworden van de kerk. In 1821 lag de zerk in de noordelijke binnenzijbeuk van het schip, in de derde travee vanaf het westen. In de buurt daarvan stond in de zestiende eeuw het altaar van van Sint-Adriaan waarbij Elisabeth Anthonis van Wyfliet werd begraven. Omdat ook de locatieaanduidingen in de leggers met deze plek overeenstemmen, mag aangenomen worden dat Elisabeth en Goessen in hetzelfde graf werden begraven, ook al staat haar naam niet op de zerk vermeld. Ook volgt hieruit dat de zerk in ieder geval tussen 1518 en 1821 niet verplaatst werd. Tussen 1821 en 1912 werd hij naar zijn huidige plek overgebracht. | Beerse, Dircxken van | | Brecht, Goessen van 26-11-1518 | | Brecht, Jan van | | Buren, Frederik van | | Edingen, Hercules van | | Greve, Marten de | | Hals, Gertruyt Herberts | | IJsselsteijn, Willem van | | Lu, Dircxken Goyarts die | | Nispen, Adam van | | Roever, Dircxken die | | Roever, Emond die | | Roever, Geerlinck die | | Uden, Johanna Stamelaert van | | Uden, Marcelis Stamelaert van | | Wilde, Aert Collaert de | | Wyfliet, Elisabeth Anthonis van | Legenda: begraven in de Sint-Jan vet: hoofdbegravene.
|