Bron: Foto RCE
|
|
508 Johannes van Grimbergen, 1675
|
|
DETAILS |BESCHRIJVING|BIJZONDERHEDEN|GESCHIEDENIS|PERSONEN|REAGEER
huidige plaats | | in de zuidelijke buitenzijbeuk van het koor, de tweede travee vanaf het transept, ten zuidwesten van de derde middenpijler locatie in 1821 volgens Martini (zie plattegrond) | maten | | 101 x 189 cm | steensoort | | maaskalksteen | inscripties | | klik op de afbeelding om deze te vergroten.De laatste drie regels van de inscriptie zijn erg afgesleten. De zerk heeft geen randen en verder ook geen versiering. Er is slechts de inscriptie. De letters van de vijfde tot en met de zevende regel zijn duidelijk minder diep gegraveerd dan de rest. Jan van Grimbergen vestigde zich kort na 1629 in ’s-Hertogenbosch. Hij was waarschijnlijk afkomstig uit Middelburg. Toen hij in 1630 lidmaat van de Nederduits hervormde gemeente van Den Bosch werd, legde hij een attestatie uit die plaats over. In juni 1631 kocht Jan het poorterschap van zijn nieuwe woonplaats. Hij was koopman, onder meer in zijden lakens en bezat naast huizen aan de Peperstraat, de Vughterstraat en de Sint-Jorisstraat onder andere ook ‘Romen’ aan de Hooge Steenweg, dat voorheen een katholieke schuilkerk was geweest. Ook kocht hij in 1664 een deel van de sinds het beleg van 1629 ruïneuze Sint-Corneliuskapel aan de Vughterdijk, liet deze slopen en bouwde op het erf een huis genaamd ‘De Moriaan’. Jan was getrouwd met Mechtelina Ingendam, met wie hij minstens vier kinderen had, die tussen 1631 en 1639 in de Grote Kerk werden gedoopt. In maart 1642 stierf zijn tienjarige dochtertje Elisabeth. Jan kocht een graf in de Sint-Jan, waar zij werd begraven. In dit graf vonden in 1666 en 1675 achtereenvolgens ook Mechtelina en en Jan hun laatste rustplaats. In 1667 werd hier ook Johanna van Noorwegen begraven. Aangezien de getuigen bij de doop van dochter Elisabeth van Grimbergen in 1631 beiden ook Van Noorwegen heetten, zal Johanna op de een of andere manier familie zijn geweest van Jan of Mechtelina. Zoon Willem van Grimbergen, geboren in 1633, was evenals zijn vader koopman. Hij kocht in 1672 de molen op het Oranjebolwerk en werd door de stadsregering toegelaten tot het gilde der molenaars, overigens onder felle protesten van de andere molenaars. In 1688 werd Willem schepen van de stad, met bamis 1691 werd hij verkozen tot stedelijk rentmeester, een functie die hij slechts enkele maanden heeft bekleed, omdat hij in december van dat jaar overleed. Willem was in 1657 getrouwd met Johanna de Willefinck / Wilfinck (op de zerk verbasterd tot ‘Villenfin’) uit Middelburg. Zij kregen een groot aantal kinderen, van wie zoon Jan procureur bij de Bossche schepenbank werd en zoon Gerard Willem (1675-1727) onder andere drossaard van Berlicum was en viermaal tot schepen van Den Bosch benoemd werd. Johanna de Willefinck overleefde haar man meer dan twintig jaar en leefde in welstand in een groot huis op de hoek van de Peperstraat en de Oude Dieze, later bekend als ‘de Berebijt’. Zij overleed in 1714 en werd begraven bij haar man in de Sint-Jan. Minstens een van haar kinderen, namelijk Johanna (1673-1723) vond hier ook een laatste rustplaats. 1. (Oud 177; Nieuw 201; Martini 240; Smits 265) * De legger van 1707 spreekt van t’ graft van Grimbergen. Voor 1724 kwam het op naam van Johannes van Grimbergen, een zoon van de in de inscriptie genoemde Willem van Grimbergen en dus een kleinzoon van de eveneens op de zerk gememoreerde Johannes van Grimbergen. In de legger van 1724 stond het graf ook op naam van kleinzoon Johannes en tevens van Mechelina Elisabet; Johanna; en Philipina Barbara van Grimberge, welke laatste was getrouwd met Mourix de Siavone. 2. Tot slot wordt in deze legger de naam van een verder niet bekende Van Rijp genoemd. Op 18 februari 1725 vond de overboeking plaats op naam van Gerard Willem van Grimbergen. Hij was de broer van de eerstgenoemde Johannes van Grimbergen. Niet veel later kwam het graf op naam van Josina van Grimbergen, echtgenote van Gregorius Mulder. Ten laatste in 1752 werd het graf eigendom van de kerk en werd er tot 15 augustus 1794 in begraven. Het was toen vol. De zerk werd in 1821 aangetroffen in de zuidelijke binnenzijbeuk van het koor, in de vierde travee vanaf het transept. Hij bevond zich daar enkele meters ten noordwesten van de vijfde middenpijler, bijna zeker op de plek waar Mechtelyna Ingendam de oudst vermelde op de zerk, in 1666 werd begraven. Ten laatste in 1912 kwam de zerk op de huidige plaats te liggen. | Grimbergen, Elisabeth van | | Grimbergen, Gerard Willem van | | · zie ook: 303. Hans van Hamel, 1619
| | Grimbergen, Jan van | | Grimbergen, Johanna van | | Grimbergen, Johannes van 24-4-1675 | | Grimbergen, Josina van | | Grimbergen, Mechelina Elisabet van | | Grimbergen, Philipina Barbara van | | Grimbergen, Willem van | | Ingendam, Mechtelina | | Mulder, Gregorius | | Noorwegen, Johanna van | | Rijp, N.N. van | | Siavone, Mourix de | | Willefinck, Johanna de | Legenda: begraven in de Sint-Jan vet: hoofdbegravene.
|