Bron: Foto RCE
|
|
352 Martinus Ackersdijck, 1674
|
|
DETAILS |BESCHRIJVING|WAPENS|BIJZONDERHEDEN|GESCHIEDENIS|PERSONEN|REAGEER
huidige plaats | | in het zuidtransept, de middelste travee, ten noordoosten van de hoekpijler van de zuidelijke buitenzijbeuk van het schip locatie in 1821 volgens Martini (zie plattegrond) | maten | | 130 x 225 cm | steensoort | | maaskalksteen | inscripties | | klik op de afbeelding om deze te vergroten.De zerk heeft een rand met in de bovenhoeken een golvend bandje. In het verdiepte bovengedeelte is het wapen aangebracht in reliëf. Hieronder zien we een grote verhoogde inscriptieplaat die wordt omgeven door bandwerk met voluten. Drie leeuwenkoppen. Helm. Dekkleden. Helmteken: een vlucht, waartussen een leeuwenkop. Er is geen wrong. Martinus Ackersdijck, zoon van Cornelis Ackersdijck en Johanna Nicolaï, was afkomstig uit Rotterdam. In juni 1651 werd hij ingeschreven als poorter van ’s-Hertogenbosch. In november van het daaropvolgende jaar werd hij door de hoogschout, Hendrik van Bergaigne in dienst genomen als stadhouder, ofwel plaatsvervanger. Martinus Ackersdijck was tevens regent van het stadsarmenweeshuis. In 1653 trad hij in het huwelijk met Mechtelt, dochter van de Bossche schepen Joost Aerts Canters. Uit dit huwelijk werden verscheidene kinderen geboren, onder wie de zonen Hendrik en Cornelis, die beiden na een rechtenstudie een plaats in de Bossche schepenbank verwierven, en Herman, die zich als advocaat vestigde in Den Haag. De voornaamste bezigheid van Martinus Ackersdijck als stadhouder bestond uit het handhaven van de plakkaten die de vrije uitoefening van de katholieke religie verboden. Ackersdijck, in de volksmond bekend als de papenvanger, verstoorde blijkens een door hemzelf bijgehouden memoriaal vele tientallen godsdienstige bijeenkomsten, zowel in de stad als op het omringende platteland en arresteerde verscheidene priesters. Overigens weerden de katholieken, al dan niet bijgestaan door garnizoenssoldaten, zich soms duchtig. Een inval door Ackersdijck in de schuilkerk achter de Tolbrug in 1673 liep uit op een vechtpartij, waarbij hij gewond raakte. Bloedend moest hij de wijk nemen, terwijl het volk hem met ‘extraordinair geschreuw ende gejuigh’ achterna liep. Voor het stadsbestuur waren deze gebeurtenissen aanleiding om er bij de Staten-Generaal op aan te dringen het uiteenjagen van katholieke bijeenkomsten voortaan achterwege te laten. Het jaar nadien overleed Ackersdijck. 1. (Oud 151/151B; Nieuw 322; Martini 263; Smits 135) * In 1707 stond het graf op naam van Martinus Ackersdyck. In de legger van 1724 is de overboeking naar zijn kinderen opgetekend. Een van hen, Hendrik, gehuwd met Maria Chatvelt, had twee zoons die op 27 april 1752 het eigendomsrecht op het graf verwierven, te weten Martinus Ackersdijk, emeritus predikant in Middelharnis en zijn broer Willem Cornelis, schepen in Den Bosch. Op 30 juni 1779 erfden de kinderen van deze laatste, te weten Hendrik Jacob, Cornelis Lambertus, Maria Elisabeth en Willem Cornelis Ackersdijk, het graf. Blijkens de legger van 1804-1805 waren Maria Elisabeth en de kinderen van haar broer Willem Cornelis de laatste eigenaren. Op de plattegrond van Martini ligt de zerk in de noordelijke travee van het zuidtransept, aan de westzijde van de zuidoostelijke vieringpijler, op de plek waar Martinus Ackersdijck in 1674 werd begraven. Uiterlijk in 1912 verplaatste men de steen naar de plek waar hij nu nog ligt. | Ackersdijck jr., Willem Cornelis | | Ackersdijck sr., Willem Cornelis | | Ackersdijck, Cornelis | | Ackersdijck, Cornelis Lambertus | | Ackersdijck, Hendrik | | Ackersdijck, Hendrik Jacob | | Ackersdijck, Herman | | Ackersdijck, Maria Elisabeth | | Ackersdijck, Martinus 24-11-1674 | | Ackersdijk, Martinus | | · zie ook: 52. Jan van Blotenburch, 1674
| | Bergaigne, Hendrik van | | · zie ook: 469. Anoniem
| | · zie ook: 476. Willem Wilich, 1653
| | Canters, Joost Aerts | | Canters, Mechtelt | | Chatvelt, Maria | | Nicolaï, Johanna | Legenda: begraven in de Sint-Jan vet: hoofdbegravene.
|