Bron: Foto RCE
|
DETAILS |BESCHRIJVING|WAPENS|BIJZONDERHEDEN|GESCHIEDENIS|PERSONEN|REAGEER
klik op de afbeelding om deze te vergroten. BeschrijvingDe zerk is in goede staat bewaard gebleven. Slechts aan de onderkant van de rechterzijde is een nieuw stukje ingezet. De voorstelling, die de hele zerk beslaat, is weergegeven in hoogreliëf tot circa 2 centimeter. In het midden zien we een iets in de hoogte uitgerekte cirkel met een rand en daaromheen bandwerk, die onderaan uitloopt in een rechthoekige inscriptieplaat, die eveneens is omgeven door bandwerk, in dit geval uitvoeriger en met verschillende voluten. In de cirkel is het wapen te zien. In de hoeken van de zerk bevinden zich nog eens vier wapenschilden in ovale cartouches in bandwerkvorm. Twee grote engelen, in opwaaiende korte gewaden, met schouderkleedje en met vleugels, houden met hun handen de middencirkel vast, terwijl zij met hun blote voeten op het bandwerk van de inscriptieplaat staan. De engel rechts heeft een kralensnoer om zijn nek en een diadeem in zijn haar. Op het bandwerk aan de bovenzijde van de cirkel ligt een naakte putto met zijn rechte elleboog rustend op een doodshoofd en met in zijn uitgestrekte linkerhand een zandloper met daarop nog een doodshoofd. Tussen de zandloper en het wapenschild in de rechterbovenhoek hangt nog een extra gekarteld bandje. Het hoofd van de putto oversnijdt de binnenrand van de voorstelling, die hier bovendien nog twee stukjes bandwerk laat zien. Onder de inscriptieplaat zien we op de binnenrand van de voorstelling een geraamte liggen met gekruiste benen, de linkerarm onder de linkerknie en de rechterarm wegvallend achter de binnenrand. Op de binnenrand zijn verder nog een salamander en een slang weergegeven, en verder boven de linkerknie nog een pad. De uitvoerige voorstelling, die op een bevredigende manier is uitgewerkt, moet wel zijn vervaardigd naar een bestaand model. De vormgeving, en dan met name de aanwezigheid van de transi-figuur, doet zestiende-eeuws aan; de aanwezige inscriptie is dan mogelijk van later datum. 1. WapensAlliantiewapen (ouders?; ovaalvormig): Gevierendeeld; I en IV een naar rechts kantelende omgekeerde keper; II en III doorsneden; a gekousd 2.; b een gaande leeuw. Gedekt met twee helmen, die uit courtoisie zijn toegewend. Rechts: Helm. Dekkleden. Helmkroon: een kroon van drie bladeren en twee parels. Helmteken: een tromp, waartussen het borstbeeld van een gepuntmutste man, alles omgewend. Links: Helm. Dekkleden. Wrong. Helmteken: rechts een half gewei, links een halve vlucht. Kwartieren (alle ovaalvormig): 1 als centraal wapen; 2 een omgewende klimmende getongde vos; 3 een inhoeking van drie stukken, uitgaande van de schildvoet, vergezeld boven van een vis; 4 doorsneden; I een gekanteelde en geopende toren; II drie ballen naast elkaar, de middelste iets hoger. Het centrale wapen lijkt een alliantiewapen, omdat hier op één wapenschild twee helmen staan. Het wapen komt echter overeen met dat in kwartier 1. BijzonderhedenWeliswaar ontbreken op de zerk andere gegevens dan de naam, maar uit de begraafregisters wordt duidelijk dat deze steen heeft behoord bij het graf van de ‘meester timmerman’, dat wil zeggen bouwmeester, Jan Schouw, die in 1713 als zoon van Adam Schouw en Allegonda Peakok werd gedoopt in de Grote Kerk, ofwel de Sint-Jan. In 1773 werd hij benoemd tot stadsarchitect, een functie die hij uitoefende tot aan zijn dood in 1780. Jan Schouw bezat onder meer panden aan de Orthenstraat, de Parade, de Verwersstraat, de Postelstraat, de Weversplaats en achter de Hoofdwacht, een steeg die uitkwam op de Markt. Zelf woonde hij met zijn gezin in de Peperstraat, in een huis dat hij in 1743 gekocht had. Hij was in 1747 in Nederhemert gehuwd met Elisabeth Josina ter Croye, dochter van de arts Arnoldus ter Croye en Arnolda van Hemert. Uit dit huwelijk werden tien kinderen geboren. Zijn zoon Jan vervulde bestuurlijke functies onder het Bataafse en Franse bewind en was nadien notaris te Oirschot, zijn dochter Arnolda trouwde in eerste echt met de boekdrukker Hendrik Palier en nadien met mr. Salomon Krul. 3. Geschiedenis(Oud 195/515; Nieuw 170; Martini 224; Smits 209) * Uit de legger van 1752-1755 blijkt dat ‘meester timmerman’ Jan Schouw in eerste instantie een zerk had aangeschaft die te klein was voor het graf dat hij had gekocht. Deze zerk, die aanvankelijk toebehoorde aan de erfgenamen van Van Ravestijn, ruilde hij vervolgens met bijbetaling bij de kerkmeesters in voor een zerk die wel groot genoeg was. In de legger van 1779 wordt Jan Schouw nog steeds genoemd als eigenaar van het graf. Nadat hij in 1780 was overleden, kwam het graf op naam te staan van zijn weduwe Elisabeth Josina Tercroije en haar kinderen. Uit de plattegrond van Martini blijkt dat de zerk van Jan Schouw in 1821 in de zuidelijke kooromgang van de kerk lag, enkele meters ten westen van de pijler waarmee de tweede en derde straalkapel, vanaf het transept gerekend, gescheiden worden. Dit was naar alle waarschijnlijkheid ook de plek waar Jan Schouw in 1780 werd begraven. Uit de verschillende plattegronden van na 1821 blijkt dat de zerk meermaals is verlegd alvorens hij op zijn huidige locatie terechtkwam. Op de plattegrond van Smits uit 1912 ligt de zerk in de noordelijke kooromgang, in de eerste straalkapel vanaf het transept, het voormalige Bartholomeuskoor, tegen de westelijke muur. De plattegrond van 1947 toont hem in de noordelijke buitenzijbeuk van het schip, in de zesde travee vanaf het westen, tegen de muur tussen de zesde en zevende muurpijler. Volgens de plattegrond van 1978 werd de zerk daarvoor verplaatst naar dezelfde plek in de vierde travee vanaf het westen, om voor 1991 op zijn huidige plek te worden gelegd. Personen
Legenda: begraven in de Sint-Jan vet: hoofdbegravene. |