Bron: Foto RCE
|
|
108 Johannis Zwijsen, 1877
|
|
DETAILS |BESCHRIJVING|BIJZONDERHEDEN|GESCHIEDENIS|PERSONEN|REAGEER
huidige plaats | | tegen de zuidelijke muur van het torenportaal | maten | | 186 x 78 cm | steensoort | | koper, zwart mastiek | inscripties | | klik op de afbeelding om deze te vergroten.Het betreft de inscriptieplaat, die is overgebleven van het neogotisch monument van bisschop Zwijsen. De langwerpige plaat heeft randen die zijn opgevuld met vierkante rozetten met in hun midden, om en om, een cirkeltje met vier stralen, en een vierdelige tak. Op de hoeken zijn vierpassen aangebracht met daarin de evangelistensymbolen met banderollen. Het hele veld wordt opgevuld door de inscriptie. De letters van de inscriptie maken deel uit van de koperen plaat en verheffen zich tegen een achtergrond van zwart mastiek. Joannes Zwijsen werd op 28 augustus 1794 geboren in Kerkdriel. Zijn vader Petrus, afkomstig uit het Zuid-Brabantse Geetbets bij Tienen, was als militair in dienst van de Republiek in diverse plaatsen gelegerd geweest, onder andere in ’s-Hertogenbosch. Later werd hij molenaar, eerst te Kerkdriel, later in Alem, daarna in Middelrode. In die plaats deed Joannes in 1806 zijn eerste communie. De jongeman bleek over een goed verstand te beschikken en werd eerst naar de Franse school in Reek gestuurd, vervolgens naar de Latijnse school van Uden en ten slotte naar die van Helmond. Intussen had Jan roeping gekregen. Hij studeerde vanaf 1813 theologie aan het groot-seminarie te Herlaer. In december 1817 werd hij tot priester gewijd in Mechelen, waarna hij zich toelegde op de zielzorg. In 1818 werd hij kapelaan in Schijndel, in 1828 pastoor van Best en vanaf 1832 pastoor van ’t Heike in Tilburg. Hij stond bekend als een energiek man met een groot organisatorisch talent, die wel de neiging had om veel naar zich toe te trekken en autoritair op te treden. Hij zette zich bijvoorbeeld sterk in voor de verbetering van het onderwijs in zijn opeenvolgende parochies. Dit leidde tot de stichting van een tweetal congregaties: in 1832 de Zusters van Liefde en in 1844 de Fraters van Tilburg. Zwijsen was vanaf het begin van zijn geestelijke carrière op hoger niveau binnen de kerk niet onopgemerkt gebleven. Apostolisch vicaris Van Alphen, die tevens pastoor van Schijndel was, zal in 1818 niet zonder reden de jonge Zwijsen als zijn kapelaan hebben gekozen. In 1842 werd Zwijsen titulair-bisschop van Gerra en coadjutor met recht van opvolging van apostolisch vicaris Den Dubbelden van ’s-Hertogenbosch. In die hoedanigheid bestuurde hij de vicariaten Grave-Nijmegen en Ravenstein-Megen. Na de dood van Den Dubbelden in 1851 nam Zwijsen ook het bestuur van het vicariaat van ’s-Hertogenbosch over. Hiermee was hij een van de belangrijkste geestelijken binnen de Nederlandse katholieke Kerk geworden. Na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 werd hij dan ook aartsbisschop van Utrecht en apostolisch administrator van het bisdom ’s-Hertogenbosch. Als eerste aartsbisschop van Utrecht maakte hij van het missiegebied dat de Noordelijke Nederlanden voor de katholieke Kerk eeuwenlang waren geweest in vijftien jaar een goed georganiseerd aartsbisdom. Dit deed hij overigens niet vanuit Utrecht, maar de eerste jaren vanuit Huize Gerra, zijn woning bij het groot-seminarie te Haren en – na de mislukte aanslag op zijn leven in 1863 – vanaf 1864 vanuit ’s-Hertogenbosch, waar hij het pand aan de Parade kocht, dat ook tegenwoordig nog als bisschoppelijk paleis fungeert. In 1868 nam hij ontslag als aartsbisschop van Utrecht en werd hij benoemd tot bisschop van ’s-Hertogenbosch, de eerste sinds Joseph Bergaigne († 1647). Dat hij zich van dit feit terdege bewust was blijkt uit het feit dat hij als wapenspreuk koos voor ‘Mansuete et Fortiter’ (zachtmoedig en sterk), een directe verwijzing naar ‘Fortiter et Mansuete’, de wapenspreuk van Bergaigne. Zwijsen bleef nog bijna tien jaar bisschop van Den Bosch, tot hij op 16 oktober 1877 in zijn woning aan de Parade overleed. De Sint-Jan was de kathedraal van de Bossche bisschop en Joannes Zwijsen heeft dan ook veel met deze kerk te maken gehad. Zo werd het Provinciale Concilie van 1865, de kroon op het herstel van de hiërarchie en dus op Zwijsens werk, dat de koers van de Nederlandse katholieke Kerk voor lange tijd zou bepalen, niet in Utrecht, maar in de Sint-Jan gehouden. Direct na Zwijsens aanstelling tot apostolisch administrator van het bisdom ’s-Hertogenbosch in 1853 was de kathedraal er slecht aan toe, vele decennia van verwaarlozing hadden hun tol geëist. Vrijwel direct na Zwijsens aantreden begonnen de voorbereidingen voor de broodnodige grootscheepse restauratie van de kerk. De restauratie en de nieuwe inrichting werden uitgevoerd onder zijn uiteindelijke verantwoordelijkheid. Ook de veelgewraakte sloop van het oxaal in 1867 komt zo uiteindelijk op zijn conto. Zwijsen heeft een belangrijk aandeel gehad in de terugkeer, na een afwezigheid van ruim 224 jaren van de Zoete Lieve Vrouwe, van de kerk van Sint-Jacob op de Koudenberg in Brussel naar de Sint-Jan. Zwijsen zelf droeg op derde kerstdag 1853 de pontificale heilige mis op ter viering van de hernieuwde aanwezigheid van het beeld van de Zoete Lieve Vrouwe in de Sint-Jan. In de jaren dat hij in ’s-Hertogenbosch woonde, bezocht Zwijsen vrijwel dagelijks de in 1855 gerestaureerde Mariakapel naast de toren, waar het Mariabeeld de aloude plaats weer had teruggekregen. Op vrijdag 19 oktober 1877 vond in de Sint-Jan de plechtige uitvaart van Joannes Zwijsen plaats. De mis, bijgewoond door duizenden gelovigen, werd opgedragen door de aartsbisschop van Utrecht, geassisteerd door de bisschop van Haarlem en Adrianus Godschalk, die enige dagen tevoren tot hulpbisschop van Zwijsen was gewijd en hem als bisschop zou opvolgen. Na de dienst reed de lijkwagen, begeleid door vele koetsen en door een grote menigte gelovigen naar het kerkhof in Orthen, waar Zwijsen werd begraven in een eenvoudig graf tussen de zusters van zijn congregatie. Lang heeft hij daar niet gerust. Al spoedig gingen namelijk stemmen op om hem op gepaste wijze te eren. Er waren zelfs diverse initiatieven. Spoedig verrees een grafkapel op het kerkhof van Orthen, op 26 september 1882 werden de stoffelijke resten van Zwijsen hier opnieuw begraven en werd de kapel ingezegend. Bijna alle volgende Bossche bisschoppen en ook veel priesters vonden hier later hun laatste rustplaats. Al in maart 1879 was in de Sint-Jan een monument voor Zwijsen geplaatst tegen de oostelijke muur van de buitenste noordelijke zijbeuk van het koor. Dit gedenkteken was ontworpen door Lambert Hezenmans, architect van de Sint-Jan, de beelden waren van de hand van Hendrik van der Geld, voor de koperen vergulde inscriptieplaat tekende Lambert van Rijswijck uit Antwerpen. 1. Het bestond uit een hoge altaaropstand boven een altaartafel, het geheel opgesteld achter een opengewerkte lege balustrade. Het ondergedeelte van de altaaropstand bevatte de koperen plaat met inscriptie. Hierboven was een verhoging aangebracht, bestaande uit architectonisch vormgegeven nisjes in reliëf. Daarboven bevond zich de grote middennis met twee hoeknissen. De middennis had aan de bovenzijde een driepas onder een wimberg waarvan de buitenzijden waren voorzien van opengewerkte vierpassen. De zijnissen eindigden in baldakijnen. Middennis en zijnissen werden afgesloten door torenachtige bekroningen, de middelste eindigend in een kruis. In de grote centrale nis stond een beeld van Johannes de Doper, de patroon van Zwijsen. In de zijnissen stonden twee engelen met de wapens van het aartsbisdom Utrecht en het bisdom ’s-Hertogenbosch. Terzijde van de inscriptieplaat en de verhoging bevonden zich twee losstaande architectonisch vormgegeven zuiltjes met daarop twee cherubijnen die de wapenspreuk van de bisschop verbeelden: de linker, met een kruis in de hand en een schaap aan de voeten symboliseert de zachtmoedigheid, de rechter, een zwaard in de hand en een leeuw aan de voeten, verbeeldt de kracht. 2. Het beschreven monument bevindt zich tegenwoordig niet meer in de kerk, volgens Peeters is het in 1954 opgeruimd. 3. Voor zover bekend is slechts de inscriptieplaat bewaard gebleven. Die is in 1954 of later verplaatst naar de huidige plaats in het portaal van de toren. | Alphen, N.N. van | | Bergaigne, Joseph | | Dubbelden, N.N. den | | Geld, Hendrik van der | | Godschalk, Adrianus | | · zie ook: 443. A. Godschalk, 1892
| | Hezenmans, Lambert | | Rijswijck, Lambert van | | · zie ook: 443. A. Godschalk, 1892
| | Zwijsen, Johannis 16-10-1877 | | · zie ook: 443. A. Godschalk, 1892
| | Zwijsen, Petrus | Legenda: begraven in de Sint-Jan vet: hoofdbegravene.
|